CE Delft: Invoeren van belasting op plastic is complex
Het invoeren van een belasting op nieuw geproduceerd plastic is niet eenvoudig. Dat blijkt uit een nieuw onderzoek van onderzoeksbureau CE Delft.
Afgelopen jaar werd in Nederland een gigantische berg aan plastic producten gekocht. De massa: maar liefst 2 miljard kilogram. En dat heeft behoorlijk veel impact op het milieu. Zo veroorzaakt het productieproces van plastic vele tonnen aan CO2-uitstoot, terwijl veel eindproducten – zoals verpakkingen – een betrekkelijk korte levensduur hebben en meer dan eens in de natuur belanden.
Genoeg aanleiding om de plasticproductie en -consumptie terug te dringen, concludeerde de Tweede Kamer recent. Maar hoe doe je dat precies? Door een belasting op plastic in te voeren: eindproducten worden dan duurder, waardoor de consumptie ervan afneemt. Maar welke partij uit de maakketen belast je precies? Dat wist het parlement ook niet, waarna CE Delft werd ingeschakeld.
Een complexe vraag
Het invoeren van een belasting op nieuw geproduceerd plastic blijkt om meerdere redenen een vrij complexe aangelegenheid te zijn, concluderen de experts van het onderzoeksbureau.
Van ruwe aardolie – de grondstof van plastic – worden kunststofkorrels gemaakt. Die worden in meerdere tussenstappen omgezet tot een eindproduct. Volgens CE Delft lijkt het op het eerste oog het gemakkelijkste om de fabrikanten van deze korrels te belasten op het moment dat ze deze verkopen aan makers van eind- of tussenproducten.
“Het product dat dan wordt belast is namelijk homogeen, goed meetbaar en het aantal belastingplichtigen is in Nederland relatief beperkt – het gaat om circa vijftien partijen”, geeft CE Delft aan in zijn onderzoeksrapport.
Het probleem is echter dat het belasten van plastic in dit stadium van de keten leidt tot zogenaamde weglekeffecten. Als deze wetgeving alleen in Nederland van toepassing is, zal een deel van het productieproces naar het buitenland verhuizen. “Er is hierdoor een risico dat de productie van nieuwe plastics niet afneemt maar enkel verschuift”, aldus de onderzoekers.
De weglekeffecten beperken dus niet alleen de effectiviteit van de belastingwetgeving, maar hebben eveneens negatieve gevolgen voor de internationale concurrentiepositie van Nederland. Derhalve zou ons land kunnen pleiten voor een EU-belasting op plastic. Maar een Europese wet invoeren kost zeer veel tijd, temeer omdat alle 27 lidstaten het hierover eens moeten worden.
In plaats daarvan zou ook een belasting op plastic eindproducten kunnen worden ingevoerd. In dat geval zijn er geen weglekeffecten in het spel: deze artikelen hebben immers de Nederlandse markt als eindbestemming.
Het is echter vrij lastig om eindproducten te belasten en wel omdat het jaarlijks om vele miljoenen verschillende artikelen gaat. En daarnaast gaat het meestal ook niet om homogene producten – vele zijn slechts ten dele van plastic. Het is kortom een monnikenkarwei voor de fiscus om belasting te heffen over alle plastic eindproducten die verkrijgbaar zijn op de Nederlandse markt.
Om die reden opperen de onderzoekers van CE Delft de mogelijkheid om bij wijze van pilot te gaan voor een uitgeklede vorm van plasticbelasting op eindproducten. “Belast bijvoorbeeld in eerste instantie op de productgroep verpakkingen. […] Als dat werkt, zou ook een plasticbelasting op andere specifieke productgroepen kunnen worden ingevoerd.”
Verdergaand onderzoek nodig
Of er in de toekomst daadwerkelijk een plasticbelasting komt is lastig te zeggen. Vooral omdat het nieuwe kabinet hierover gaat, terwijl het formatieproces muurvast lijkt te zitten.
“Mocht een aankomend kabinet de route van een nationale heffing op plastic verder willen uitwerken, dan zal verdergaand onderzoek nodig zijn naar varianten en alternatieven en de bijbehorende effecten”, zegt Hans Vijlbrief, demissionair staatssecretaris van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer.