Regenbooggemeenten lopen voorop met inclusie en LHBT-beleid
Bij achttien Nederlandse Regenbooggemeenten begon men in 2008 met het Koploperprogramma ter bevordering van de veiligheid, weerbaarheid en sociale acceptatie van LHBT-inwoners. De deelnemende gemeenten blijken het op het gebied van hun LHBT-beleid veel beter te doen dan de overige G50-gemeenten. Hierbij hechten de deelnemende gemeenten veel waarde aan de extra financiering van het project vanuit het ministerie van OCW. Ook wordt er gewezen op het belang van de Regenbooggemeenten voor de nieuwe trend waarin gemeenten hun doelgroepenbeleid steeds meer inruilen voor een inclusiebeleid. Dit zijn de voornaamste conclusies uit een onderzoek van Panteia en Atria.
De laatste jaren is er binnen de Westerse samenleving steeds meer aandacht voor de gelijke behandeling van en kansen voor diverse minderheidsgroepen, onder andere op het gebied van genderidentificatie en seksuele oriëntatie. En veelgebruikte afkorting op dit gebied is ‘LHBT’* of een van de vele variaties die hierop bestaan, waarmee grofweg gezegd verschillende groepen worden aangeduid die geen onderdeel zijn van de meerderheid die zich ofwel als man of vrouw identificeert en zich op seksueel gebied aangetrokken voelt tot leden van de andere sekse.
Koploperprogramma
Om de veiligheid, weerbaarheid en sociale acceptatie van LHBT-inwoners in Nederlandse gemeenten verder te bevorderen, startte het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in 2008 met het Koploperprogramma. Met achttien zogenaamde ‘Koplopergemeenten’ werd een intentieverklaring getekend waarin deze gemeenten en het ministerie verklaarden zich te zullen inzetten voor de LHBT-gemeenschap. Het samenwerkingsverband, dat vanaf 2015 is voortgezet onder de naam ‘Regenboogsteden 2015- 2017’, loopt aan het einde van dit jaar af.
Om een helder beeld te krijgen van de behaalde resultaten, heeft het ministerie van OCW onderzoeksbureau Panteia en Atria, een kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, opdracht gegeven hier onderzoek naar te doen. Er is door de onderzoekers gesproken met respondenten uit de Regenbooggemeenten, maar ook uit andere gemeenten van de G50. Op deze manier kon men de huidige situatie in de Regenbooggemeenten zowel vergelijken met de situatie zoals die daar enkele jaren geleden was, als met de situatie zoals die in niet-Regenbooggemeenten is.
Doelgroepen en inclusie
Op basis van de respons concluderen de onderzoekers dat de Regenbooggemeenten veel meer doen aan LHBT-beleid dan de overige gemeenten. Vrijwel allemaal voeren ze een specifiek beleid en in de spaarzame gevallen dat dit anders is, komt dit door een bewuste keuze om niet langer een doelgroepenbeleid te hanteren en juist in te zetten op een inclusiebeleid. Ze wijzen ook op het belang van de Regenboogaanpak voor deze opkomende trend waarin gemeenten steeds vaker van een doelgroepenbeleid richting een inclusiebeleid bewegen.
Bij zo’n beleid wordt de nadruk niet gelegd op allerlei onderscheiden subgroepen binnen de samenleving, maar juist op het belang dat iedereen, ongeacht seksuele identificatie en oriëntatie, gelijke kansen krijgt om mee te doen in de maatschappij. Ook zien gemeenten het ‘inclusief denken’ als mogelijkheid om het LHBT-thema bespreekbaar te maken bij zorginstellingen en sportverenigingen: “In dat opzicht ligt er een uitdaging voor ambtenaren die zich bezighouden met LHBT-beleid om het onderwerp op passende wijze in te bedden in het inclusiedebat”. Ook de gemeenten die er nu al zo’n benadering op nahouden, spannen zich dus in om de sociale acceptatie en veiligheid van LHBT’s te vergroten.
Een deel van hen heeft ervoor gekozen de aandacht voor seksuele- en genderdiversiteit te integreren in het onderwijs-, zorg-, of veiligheidsbeleid. Hierbij blijkt bovendien dat zo’n vergevorderde institutionalisering van de gemeentelijke LHBT-aanpak – waarbij de maatregelen ten behoeve van seksuele diversiteit zijn ingebed in beleid – bijdraagt aan de aandacht die wordt gegeven aan specifieke doelgroepen. De belangrijkste speerpunten van gemeentelijk LHBT-beleid zijn, evenals in 2014, het bevorderen van sociale acceptatie van seksuele diversiteit in het algemeen en acceptatie van seksuele diversiteit, met name in onderwijs, zorg en sport.
Regenbooggemeenten doen het beter
In de onderzochte G50-gemeenten die niet aan het programma deelnemen, bleek men in vergelijking tot de Regenbooggemeenten niet tot nauwelijks aandacht te schenken aan het thema LHBT, ook niet in de indirecte vorm van inclusiebeleid waarbij het onderwerp is ondergebracht bij andere beleidsvlakken. Men ziet ook een directe relatie tussen de geleverde inzet vanuit een gemeente en het feit of deze wel of niet aan het project deelnam: “Voor veel gemeenten was de Regenboogaanpak (en voorheen Koploperaanpak) dé aanleiding om specifiek LHBT-beleid te voeren”, aldus de onderzoekers.
De deelnemende gemeenten ontvangen ook financiële steun vanuit het ministerie van OCW. Hierdoor is er bij de gemeenten meer beschikbare capaciteit om ook echt aandacht te schenken aan het LHBT-beleid. Volgens de onderzoekers is deze bijdrage vooral van belang voor de gemeenten waar men geen doelgroepenbeleid heeft. Dankzij de bijdrage hebben zij toch nog de middelen om gericht op LHBT-beleid te kunnen inzetten. Veel Regenbooggemeenten noemen de bijdrage ook als “noodzakelijke voorwaarde” om de continuïteit van LHTB-beleid te kunnen waarborgen.
Politieke aandacht
Daarnaast wijzen de onderzoekers erop dat de ‘Regenbooggemeenten’ bijdragen aan meer politieke aandacht voor LHBT’s. Naast dat ze zorgen voor een verhoogd politiek bewustzijn aangaande seksuele diversiteit bij ambtenaren, wethouders en burgemeesters, zeggen gemeenten de financiële bijdrage vanuit OCW te zien als een “statement vanuit het rijk dat seksuele- en genderdiversiteit belangrijke thema’s zijn die ook op lokaal niveau politieke aandacht behoeven”.
Het grootste deel van de Regenbooggemeenten houdt ook bij hoe het staat met de (on)veiligheidsgevoelens onder LHBT’s en de sociale acceptatie van seksuele diversiteit onder de gemeentebevolking. Tegelijkertijd laten veel van de gemeenten weten dat ze hun eigen LHBT-beleid niet evalueren. Een deel van hen blijkt niet over de juiste middelen te beschikken om een causaal verband te leggen tussen enerzijds het lokale LHBT-beleid en anderzijds de veiligheid, weerbaarheid en acceptatie van LHBT’s. Hierbij wordt erop gewezen dat het thema in veel gevallen zelf nog grotendeels “in de kast zit”, zodat men de zichtbaarheid eerst moet verhogen.
Aanbevelingen
Om de aanpak verder te verbeteren, hebben de onderzoekers ook een aantal aanbevelingen voor de Regenbooggemeenten. Zo zou de samenwerking met gemeenten kunnen worden geoptimaliseerd door structurele betrokkenheid te creëren. Lokale samenwerkingspartners wijzen er hierbij op dat er in hun beleving te vaak personeelswisselingen zijn bij gemeenten, wat het lastig maakt een duurzame samenwerkingsrelatie op te bouwen. In dit verband wordt dan ook aangeraden wisselingen op het LHBT-dossier tot een minimum te beperken. Ook is het voor de continuïteit goed als de verantwoordelijke ambtenaar affiniteit heeft met het onderwerp.
Voor een duurzame aanpak en soepele samenwerking is het bovendien van belang dat de aangewezen gemeenteambtenaar een ruim mandaat heeft. “Dit betekent dat er binnen het gehele gemeentelijke apparaat – college van B&W, raadsleden, en het ambtelijk apparaat – commitment moet zijn om sociale acceptatie en veiligheid van LHBT’s te vergroten”, stellen de onderzoekers. Zo kan volgens hen worden vermeden dat de genomen maatregelen slechts een incidenteel karakter krijgen: “In plaats daarvan moet oog voor diversiteit ‘gewoontegedrag’ worden binnen alle geledingen van het gemeentelijke apparaat”.
Verder wordt gesteld er geen eenduidige succesformule bestaat voor de samenwerking tussen gemeenten en lokale partners. Welk recept werkt is grotendeels afhankelijk van de specifieke situatie binnen een gemeente, bijvoorbeeld of er veel LHBT-organisaties actief zijn. In (grote) gemeenten waar dit het geval is, wordt aanbevolen deze partijen te betrekken bij het beleid; bij de uitvoering hiervan, maar zeker ook bij de ontwikkeling. In (kleinere) gemeenten waar weinig organisaties zijn, kan dit echter overkomen alsof de gemeente te veel vraagt van deze organisaties.
Om meer inzicht te verkrijgen in de huidige staat van de sociale acceptatie en veiligheid van LHBT’s en de zichtbaarheid van het onderwerp op zowel politiek als maatschappelijk vlak te vergroten, is het volgens de onderzoekers nodig dat het thema ‘LHBT’ uit de kast komt en blijft. ”Data uit monitors schetsen een cijfermatig beeld van eventuele problematiek. Het aanvullend gebruik van portretten van LHBT’s brengt deze cijfers tot leven en helpt het belang van het thema te agenderen”, laten ze weten.
Bedrijfsleven
Binnen de Nederlandse samenleving is ook nog veel ruimte voor verbetering ten aanzien van genderdiversiteit en de inclusie van minderheidsgroeperingen. Zo kwam uit onderzoek van Hays naar voren dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de top van het bedrijfsleven en minder carrièrekansen en salaris krijgen. Eerder berekende McKinsey & Company dat het wegnemen van barrières voor gendergelijkheid een enorme impuls kan geven aan de wereldeconomie. Jaarlijks kan deze volgens het adviesbureau uitkomen tussen de $12 en $28 biljoen.
* LHBT staat voor lesbisch, homoseksueel, biseksueel en transgender. Veelgehoorde varianten zijn het Engelse LGBT en de nog langere versies daarvan zoals LGBTQ en LGBTQIAP. Hierbij staat de toegevoegde Q voor ‘queer’ of ‘questioning’, de I voor ‘intersexual condition’, de A voor ‘asexual’ en de P voor ‘pansexual’.