Nederlanders herkennen nepnieuws en maken zich niet zo druk om fake news
Nepnieuws wordt de laatste paar jaar wereldwijde als een opkomend probleem beschouwd. Zo kan misleidende berichtgeving de uitslag van verkiezingen en referenda beïnvloeden, wat verre van wenselijk is. De meeste Nederlanders denken echter geen last te hebben van nepnieuws. Circa 70% van onze landgenoten zegt zelfstandig te kunnen bepalen of een nieuwsbericht echt of nep is, onder hoogopgeleiden is dit percentage zelfs beduidend hoger. Is nepnieuws dan geen (groot) probleem in Nederland? Verschillende partijen, waaronder de Europese Commissie en de politieke elite in Den Haag, hebben daar hun bedenkingen bij.
Begin 2017 introduceerde Kellyanne Conway – de hoogst geplaatste assistent van de President van de Verenigde Staten – het concept ‘alternative facts’. Daarmee deed zij een poging om de gemanipuleerde aanwezigheidsgetallen van de inauguratie van Donald Trump te verdedigen. Alhoewel het merendeel doorhad dat Conway’s berichtgeving desinformatie betrof, schuilt er een groot gevaar achter nepnieuws. Soms is de betrouwbaarheid van een nieuwsbericht namelijk lastig te achterhalen. In een rapport van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) is echter te lezen dat veel Nederlanders zich daar geen zorgen over maken.
Beperkte nepnieuwsangst
Uit het onderzoek van de NCTV – dat werd gehouden onder 800 landgenoten van 15 jaar en ouder – blijkt dat de meeste Nederlanders aangeven nepnieuws te herkennen. Maar liefst 71% van de respondenten laat weten soms of altijd nepnieuws te herkennen, terwijl slechts 10% van onze landgenoten te kennen geeft niet in staat te zijn om nep- van echtnieuws te onderscheiden. Op grond daarvan is het niet verwonderlijk dat slechts een derde van onze landgenoten zich in zekere mate druk maakt om desinformatie. Zo maakt circa 27% zich veel zorgen om nepnieuws en zo’n 5% zegt zich heel veel zorgen te maken. Meer dan de helft van de Nederlanders (58%) maakt zich dus geen tot weinig zorgen over nepnieuws.
De Europese Commissie (EC) heeft daarentegen stukken meer vrees. De EC riep namelijk enige tijd geleden ‘EU versus Disinfo’ in het leven; een bureau dat is opgericht om nepnieuws en desinformatie te bestrijden. In februari 2018 verdedigde Minister van Binnenlandse Zaken Kasja Ollongren in de Tweede Kamer de belangen van deze organisatie. Het bureau betitelde indertijd journalist Chris Aalberts, De Gelderlander en GeenStijl onterecht als voortbrengers van nepnieuws. Die ontwikkelingen vielen niet goed binnen het parlement. Daarom stemde de meerderheid van de Tweede Kamer – inclusief coalitiegenoot VVD – voor afschaffing van het bureau. Het kabinet is nu verplicht zich in Brussel hard te maken voor dit democratisch vastgestelde belang.
Kritisch denken
De recente beslissing van de meerderheid van onze volksvertegenwoordigers maakt wel duidelijk hoe in Nederland over de bestrijding van nepnieuws en persvrijheid wordt gedacht. Het onderzoek van de NCTV toont een vergelijkbaar conclusie. Zo laat 66% van de ondervraagden weten nepnieuws te controleren op juistheid, terwijl 33% van de respondenten te kennen geeft nooit het nieuws op juistheid te toetsen. De ruime meerderheid van de Nederlanders stelt dus meer dan eens vraagtekens bij het zien of horen van nieuwsberichten.Wanneer de betrouwbaarheid van nieuwsgeving wordt nagegaan, kijken veel landgenoten (40%) naar de gebruikte bronnen in een artikel. 37% zegt een artikel nauwkeurig en in z’n geheel te lezen om de juistheid vast te stellen. Daarnaast geeft iets minder dan een derde (32%) aan de website of de uitgever door te lichten. Ook let een aantal Nederlanders (19%) op de datum van publicatie en op data in het artikel zelf. Zo is het via Facebook goed mogelijk om op een nieuwsartikel van een paar dagen geleden te stuiten, dat inmiddels inhoudelijk gedateerd blijkt te zijn. Het checken van de datum helpt dan om de juistheid van de informatie te kunnen beoordelen. Verder onderzoekt circa 19% van de ondervraagden de auteur van een nieuwsbericht.
Factorafhankelijkheid
Ook blijkt uit het onderzoek dat de controle frequentie van nieuwsberichten leeftijdsafhankelijk is. Zo geven ondervraagden tussen de 35 jaar en 44 jaar bovengemiddeld vaak aan dat zij het nieuws altijd controleren op juistheid. De onderzoekers hebben ook een verband waargenomen tussen ouderdom en zorgen om nepnieuws. Respondenten tussen de 15 jaar en de 24 jaar maken zich net zoals ondervraagden tussen de 35 jaar en de 44 jaar ondermaats zorgen om nepnieuws, terwijl vijfenvijftigplussers zich bovengemiddeld zorgen maken hieromtrent.
Daarnaast stelt het onderzoeksteam dat mannen minder goed gelovig zijn als zij nieuwsberichten tot zich nemen dan vrouwen: “Mannen geven vaker aan nieuws altijd te controleren op juistheid, en geven vaker aan nepnieuws altijd te herkennen dan vrouwen.” Tevens blijkt het opleidingsniveau van invloed te zijn. Zo maken hoogopgeleiden zich doorgaans drukker om nepnieuws. In lijn daarmee toetsen zij dan ook (vrijwel) altijd de betrouwbaarheid van een artikel en laten zij weten (vrijwel) altijd te herkennen wanneer zij met nepnieuws van doen hebben. Middelhoogopgeleiden laten de controle eerder links liggen en gaan slechts soms de juistheid van nieuwsberichten na. Laagopgeleiden verifiëren het minst vaak informatie.
Zo oud als de weg naar Rome
Op het eerste oog beheerst het onderwerp nepnieuws pas betrekkelijk kort de media binnen de westerse wereld. Cijfers van Google bevestigen dit vermoeden. Zo werd de term ‘nepnieuws’ wereldwijd tot en met eind 2016 nauwelijks gegoogeld. Tussen 22 januari 2017 en 28 januari 2017 is echter een grote piek waarneembaar – in deze periode beheerste de kreet ‘alternative facts’ het nieuws. Ook eind november 2017 – toen Minister Ollongren Nederland waarschuwde voor nepnieuws uit Rusland – en medio maart 2018 – toen de Tweede Kamer stemde voor afschaffing van ‘EU vs. Disinfo’ – zijn pieken waarneembaar. Toch beïnvloedt nepnieuws de samenleving al stukken langer dan zo’n anderhalf jaar. Volgens Han van der Horst, schrijver van het boek ‘Nepnieuws: Een wereld van desinformatie’, is nepnieuws al zo oud als de weg naar Rome, wat hij illustreert middels talloze voorbeelden. Zo spreekt Van der Horst over de oprichtingsgeschiedenis van het dagblad ‘The Times’. In Engeland werd in het parlement voor het eerst een plek gereserveerd voor de pers. Kranten verdienden hun inkomsten indertijd echter niet zo zeer middels oplagecijfers, maar lieten zich in het bijzonder omkopen door regeringspartijen, wat de berichtgeving feitelijk beïnvloedde. Een Britse krantenuitgever zag aan het einde van de achttiende eeuw de problematiek van die strategie in. Daarom richtte hij in 1788 een onafhankelijke en betrouwbare krant op: ‘The Times’. Een jaar later ontketende de Franse revolutie zich en werd de jonge nieuwsredactie direct op de proef gesteld, aldus Van der Horst: “Londen raakte toen overstroomd met nepnieuws. Aristocratische vluchtelingen vertelden oncontroleerbare gruwelverhalen. […] Er liepen hardnekkige geruchten over samenzweringen in Engeland zelf en groepjes radicalen die de guillotine in werking wilden stellen.”
Blik op de toekomst
Van der Horst deelt hij een van de eerder besproken conclusies van het NCTV onderzoek: “De huidige generaties nemen minder dan ooit alles voor zoete koek aan. Onze sterk getemperde autoriteitenvrees maakt ons kritisch. Nooit zijn gebruikers van media zo alert geweest op misbruik van hun goed vertrouwen als de laatste jaren.” Volgens de schrijver is die kritische houding echter onvoldoende om ons volledig tegen nepnieuws te wapenen: “Er is geen enkele reden waarom de Europese Unie zich niet zou mogen verweren tegen valse berichtgeving. Denk bijvoorbeeld aan de in Russische kranten gedane bewering dat incest overal in Europa legaal zou zijn.”
Waar Van der Horst in zijn boek slechts een balletje opgooit, gaat de EC over tot actie. Dat orgaan presenteerde op 25 april 2018 namelijk grote plannen om nepnieuws aan te pakken. Onder meer een gedragscode voor platforms zoals Facebook, Google en Twitter zou daaraan moeten bijdragen. Ook is de EC voornemens een internationaal team van feitencontroleurs aan te stellen die berichten op de sociale media toetsen op betrouwbaarheid. Hun bevindingen worden vervolgens vermeld bij berichten, zodat gebruikers vrij snel kunnen bepalen hoe betrouwbaar de informatie is die zij tot zich nemen. In Nederland is al enige tijd een vergelijkbaar project actief. Zo wordt de website NU.nl ondersteund door een team van feitencontroleurs die zijn verbonden aan de Universiteit van Leiden.