Grote verschillen in onroerende zaakbelasting gemeenten
Er zijn grote verschillen in de hoogte van de onroerende zaakbelasting voor ondernemers. Dit blijkt uit een onderzoek van onderzoeksbureau Panteia, dat de lokale belastingen en heffingen van 38 grote gemeenten onder de loep nam. Sittard-Geleen, Nijmegen en Leiden zijn op het gebied van OZB het duurst voor het bedrijfsleven. In bijvoorbeeld Amsterdam of Den Haag zijn ondernemers de helft minder kwijt.
Gemeenten halen ongeveer 10% van hun inkomsten uit gemeentelijke belastingen. Een van de belangrijkste vormen van gemeentelijke belasting is de onroerende zaakbelasting (OZB), een heffing die wordt geheven over onroerende zaken als huizen en bedrijfspanden. Sinds 2008, toen de maximering van de OZB tarieven werd afgeschaft, mogen gemeenten tot op zekere hoogte zelf de tarieven bepalen*.
Uit het onderzoek van Panteia blijkt dat mede als gevolg hiervan er grote verschillen zijn ontstaan in de OZB kosten voor ondernemers. De gemeente Sittard-Geleen hanteert met een tarief van bijna driekwart procent van de WOZ-waarde de hoogste belasting. De gemeenten Nijmegen en Leiden volgen op de voet. De gemeenten Tilburg, Eindhoven en Breda komen bij het totale OZB tarief het laagste uit de bus. Ter vergelijking, het totale tarief van de duurste gemeente (Sittard-Geleen) is ruim tweeënhalf keer zo hoog als het tarief in de goedkoopste gemeente (Breda).
* Gemeenten moeten rekening houden met de totale stijging van de (lokale) lasten voor de inwoners. De opbrengst van de OZB voor alle gemeenten samen mag niet meer stijgen dan de som van de reële trendmatige groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de prijsontwikkeling van de nationale bestedingen. In 2013 mocht de OZB daarom met maximaal 3% stijgen.