Adviseurs verkennen vervanging van gasreferentie voor de warmtemarkt

24 december 2018 Consultancy.nl

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is begonnen aan een onderzoek waarin wordt verkend welke vormen van regulering mogelijk zijn ter vervanging van de huidige gasreferentie voor de warmtemarkt. Om de analyse uit te voeren, heeft EZK adviesbureau Strategies in Regulated markets (SiRM) ingeschakeld. Deloitte, Frontier Economics en Solo ta Hari werken ook mee aan het onderzoek. De resultaten worden begin volgend jaar naar buiten gebracht. 

Ondanks de enorme aandacht die er de laatste jaren is voor de opwarming van de aarde, lijken de getroffen maatregelen om het probleem te beteugelen nog altijd ruim onvoldoende om de in het akkoord van Parijs vastgelegde klimaatdoelstellingen te behalen. Onlangs concludeerde het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) dat – om de opwarming van de aarde te beperken tot 2 garden Celsius – de huidige wereldwijde inspanningen moeten worden verdrievoudigd. 

Ook in Nederland gaat het nog niet bepaald hard. Nog slechts 13,8% van de Nederlandse energie wordt duurzaam opgewekt, waarmee we aardig achterlopen op het EU-gemiddelde van 17%. In de noodzakelijke versnelling van de transitie naar het gewenste circulaire energiesysteem speelt de warmtemarkt een grote rol, aangezien in Nederland ongeveer de helft van de gebruikte energie wordt ingezet voor het genereren van warmte – voor het verwarmen van gebouwen en voor productieprocessen. Naast dat het nodig is om zoveel mogelijk van deze warmte op te wekken vanuit klimaatneutrale bronnen – zoals biomassa, groene stroom of groen gas – kan er ook een beroep worden gedaan op klimaatneutraal opgewekte restwarmte, aardwarmte en andere vormen van omgevingswarmte uit lucht, water en bodem.

Warmtenetten

In het benutten van deze verschillende vormen van omgevingswarmte kunnen zogeheten ‘warmtenetten’ een belangrijke bijdrage leveren. Een warmtenet is een leidingennetwerk dat producenten van warmte verbindt met afnemers. Dat kan op uiteenlopende manieren, afhankelijk van factoren als de afstand tussen bron en bestemming, de gewenste temperatuur en de benodigde capaciteit. Warmtenetten zijn niet nieuw: momenteel is al zo’n 5,5% van de huishoudens aangesloten op een warmtenet. De meeste van deze woningen worden verwarmd met behulp van stadswarmte: restwarmte van een energiebedrijf, een afvalverbrander of een ander bedrijf. De komende tijd zal het aantal aansluitingen en warmtenetten enorm gaan toenemen.

Adviseurs verkennen vervanging van gasreferentie voor de warmtemarkt

Uit een studie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijkt dat warmtenetten de potentie hebben om op termijn circa een kwart tot een derde van de benodigde warmte te leveren – oftewel om te voorzien in maximaal een zesde van onze totale energiebehoefte. Zelfs los van de klimaatdoelstellingen is dit potentieel veelbelovend, aangezien er nog andere redenen zijn om af te stappen van het gas waarmee de warmte nu nog veelvuldig wordt opgewekt. Zo zijn er de Groningse aardbevingen, raakt ons gas op een gegeven moment op en zorgt het gebruik van gas voor afhankelijkheid van Rusland. Warmtenetten vergemakkelijken het afscheid van gas. Vooral voor huishoudens wordt een grote toekomst voorspeld, ook omdat er (nog) weinig betaalbare alternatieven zijn voor het verwarmen van huizen.

Om die potentie rond 2050 ook daadwerkelijk te kunnen benutten, moet echter een aantal hardnekkige barrières snel worden geslecht. Naast technische, economische en organisatorische belemmeringen, is regelgeving één van de belangrijkste struikelblokken. Zo concludeerde Natuur & Milieu in een beleidsstuk dat in augustus dit jaar is opgeleverd dat gemeenten – die de regie voeren over de lokale warmtetransitie – nog onvoldoende in staat zijn de transitie te realiseren: “Hun rol en die van anderen is niet helder, onzeker, staat ter discussie en/of is niet goed geborgd in wetgeving. Bevoegdheden en/of taken ontbreken”, aldus de onderzoekers: “Het is duidelijk dat de warmtemarkt nog niet klaar is voor transitie en dat vele belemmeringen het tempo van de transitie hinderen. De Rijksoverheid kan veel van de belemmeringen wegnemen of verminderen.”

De gasreferentie

Om meer inzicht te verkrijgen in hoe de Rijksoverheid dit het beste kan doen, heeft het ministerie van Economische Zaken en Klimaat SiRM gevraagd. Naast de onderzoekers van SiRM, werken experts van Frontier EconomicsDeloitte en Solo-ta-hair mee aan dit project. Op basis van de analyse die de onderzoekers uitvoeren hopen de beleidsmakers het toekomstige beleid vorm te geven.

“De koppeling tussen de warmteprijs en de aardgasprijs is op termijn niet houdbaar omdat het verbranden van aardgas niet past in een klimaatneutraal energiesysteem.” 

Het belangrijkste deel van het onderzoek bestaat uit het bekijken van welke vormen van regulering mogelijk zijn ter vervanging van de huidige ‘gasreferentie’ voor de warmtemarkt. De gasreferentie houdt in dat binnen de huidige regelgeving (de warmtewet) alternatieve warmteopwekking – zoals via stadsverwarming en warmtepompen – niet meer mag kosten dan een vergelijkbare situatie met een aardgasgestookte hr-ketel.

Met deze referentie is de warmteprijs dus gekoppeld aan de gasprijs. PBL stelt echter dat deze link op termijn “niet houdbaar is” omdat het verbranden van aardgas niet past in een klimaatneutraal energiesysteem en omdat een koppeling met de werkelijke kosten een beter alternatief zou zijn voor afnemers en producenten. De gasreferentie raakt ook achterhaald doordat gas duurder wordt door hogere energiebelasting en opslag duurzame energie (ODE). Bovendien is de aanleg van een gasnet sinds 1 juli 2018 alleen onder voorwaarden toegestaan voor nieuw te ontwikkelen gebieden. Ook fluctueert de prijs van warmte met de prijs van gas, terwijl de kosten van de warmtebedrijven minder fluctueren. Dit is lastig uit te leggen aan de klant.

Alternatief prijssysteem

Een alternatieve referentie die de onderzoekers bekijken is een prijssysteem dat is gebaseerd op de werkelijke kosten van warmtelevering en dat de jaarlijkse prijsontwikkeling koppelt aan de inflatie. Dit biedt afnemers (en de warmtebedrijven) meer zekerheid over de hoogte van energiekosten omdat de invloed van schommelende gasprijzen verdwijnt. In het adopteren van een nieuw regelgevend kader kan de overheid echter verder kijken dan alleen referenties. Zo zijn er andere vormen van reguleren denkbaar, zoals een vrij tarief of een tarief gebaseerd op de kosten van het aanleggen van een warmtenet. 

In hun analyse wegen de onderzoekers verschillende vormen tegen elkaar af en beschrijven ze hoe deze praktisch toegepast kunnen worden op de warmtemarkt. Ook inventariseren ze de belangrijkste belemmeringen die betrokken partijen momenteel ondervinden bij de ontwikkeling van nieuwe warmtenetten. 

De onderzoekers zijn in de zomer gestart en begin januari moet de studie zijn afgerond. Het onderzoek bestaat grofweg uit vier fases. In de eerste fase heeft het team een verkenning gedaan naar geschikte reguleringsvormen. In de tweede fase hebben de onderzoekers warmtebedrijven geïnterviewd om de geschikte reguleringsvormen te bespreken en te toetsen. In fase drie is de informatie uit de interviews gebruikt om de reguleringsvormen aan te scherpen en in de laatste fase wordt het eindrapport opgesteld.