Onderzoek: Nederlandse industrie kan vanaf 2037 fossielvrij zijn
De Nederlandse industriesector kan vanaf het jaar 2037 volledig klimaatneutraal zijn. Dat blijkt uit onderzoek van CE Delft, uitgevoerd in opdracht van belangenbehartiger Natuur & Milieu.
Het moge inmiddels duidelijk zijn: de uitstoot van CO2 moet worden teruggebracht, en wel zo snel mogelijk. Een van manieren om aan te geven hoeveel ieder land nog mag uitstoten voordat de kritische grens van anderhalve graad Celsius opwarming is bereikt, is het zogeheten koolstofbudget. Volgens de meest recente schattingen is Nederlands koolstofbudget op in 2037.
Op dit moment zijn industriële bedrijven in ons land verantwoordelijk voor zo’n 32% van de totale broeikasgasemissies. Met 25% van de totale Nederlandse emissies is de energie-intensieve industrie verantwoordelijk voor het overgrote deel hiervan. Het zou dan ook heel wat schelen als deze energieslurpers vóór 2037 de energietransitie hebben doorlopen en derhalve fossielvrij zijn. Maar is dat überhaupt mogelijk?
Het korte antwoord is ja, concludeert CE Delft. Maar dan moet de boel wel flink op de schop. “De focus moet verschuiven van een basisindustrie naar nieuwe industrie en hoogwaardige productie”, zeggen de onderzoekers in hun rapport.
Weliswaar kan een groot deel van de industrie blijven bestaan in haar huidige vorm (mits hun processen fossielvrij worden gemaakt). Maar tegelijkertijd stelt CE Delft dat er geen plaats meer is voor (onder andere) de energie-intensieve productie van bepaalde soorten halffabricaten zoals ruwijzer en aluminium.
Dat is niet alleen vanwege duurzaamheidsredenen: de productie van bepaalde halffabricaten zal binnen afzienbare tijd gemiddeld genomen simpelweg te duur worden in Nederland, schrijven de onderzoekers. “Logischerwijs is het in dat geval economisch voordeliger om halffabricaten te importeren.”
De industriële bedrijven in ons land zouden zich dan kunnen gaan richten op de minder energie-intensieve verwerking van halffabricaten tot eindproducten, wat gepaard gaat met een forse CO2-reductie. Denk bijvoorbeeld aan de verwerking van aluminium, zink, ammoniak, methanol, synthetische brandstoffen en polymeren.
“Als de Nederlandse industrie in 2037 in haar geheel fossielvrij is, houdt dat in dat deze alleen gebruikmaakt van secundaire grondstoffen – uit recycling – en van duurzame bio- en synthetische grondstoffen”, aldus CE Delft. “Daarnaast draait de industriesector vanaf dan volledig op hernieuwbare energiebronnen.”
Groene waterstof
Bij de transitie naar een fossielvrije industrie kan Nederland volgens CE Delft profiteren van een sterke uitgangspositie. “Nederland beschikt over hoogwaardige kennis en een geavanceerde infrastructuur, een gunstige ligging en institutionele en staatsrechtelijke stabiliteit”, zo is te lezen in het rapport. “De toekomstige industrie maakt gebruik van deze comparatieve voordelen. Ons land heeft dus goede kaarten in handen.”
Dit geldt bijvoorbeeld voor de productie van groene waterstof. Waterstof is op zichzelf een duurzame energiedrager, maar het moet eerst wel worden geproduceerd. Als dat gebeurt met behulp van duurzame energiebronnen, wordt gesproken van groene waterstof (in plaats van grijze).
Ons land ligt grotendeels aan een ondiepe zee die uitermate geschikt is voor het plaatsen van windmolens. Het ligt dus voor de hand om deze duurzame energiebron te gebruiken voor de productie van groene waterstof. Ook omdat de productiehuizen dan in de havens kunnen worden gebouwd, wat uiteraard een logistiek voordeel oplevert.
Lees ook: Nederland op poleposition voor marktleiderschap in groene waterstof.
CE Delft denkt dat Nederland vóór 2035 een grote, internationale producent van groene waterstof kan worden, maar dan moeten de huidige plannen wel worden aangepast. Zo zijn onder andere meer hernieuwbare energiebronnen nodig.
Het grote belang van groene waterstof voor de Nederlandse industrie is tweeledig. Ten eerste speelt waterstof een cruciale rol in het fossielvrij maken van de energie-intensieve energie, waar elektrificatie vaak geen alternatief is voor fossiel, aangezien elektriciteit niet kan voorzien in de enorme energievolumes die soms in korte tijd moeten worden geleverd.
Ten tweede zorgt dit ervoor dat de vraag naar groene waterstof wereldwijd de komende jaren explosief zal toenemen. En volgens diverse onderzoeken heeft Nederland het dus in zich om een leidende speler te worden binnen deze snelgroeiende markt.