CE Delft brengt ruimtelijke effecten van circulaire economie in kaart
De Nederlandse economie moet in 2050 voor een aanzienlijk deel circulair zijn gemaakt. Wat betekent deze transitie voor de ruimtelijke ordening van ons land? Die vraag stelde het Planbureau voor de Leefomgeving aan CE Delft.
Op het gebied van milieu en klimaat staat Nederland de komende jaren voor een aantal zeer grote uitdagingen. Zo moet volgens het Parijse klimaatakkoord tegen 2050 de CO2-uitstoot gigantisch zijn teruggedrongen. Om dat te realiseren moet ons land onder andere afscheid nemen van fossiele brandstoffen.
Ook moet de manier waarop onze economie is ingericht veranderen. Momenteel wordt een beperkt deel van wat wordt geproduceerd gerecycled: veel goederen worden slechts éénmalig gebruikt. Hierdoor is het gebruik van energie en materialen suboptimaal – een onwenselijke situatie in het licht van de klimaatdoelen.
Om die reden wil onze overheid de Nederlandse economie de komende jaren circulair gaan maken. Want een systeem waarin meer producten worden gedeeld en hergebruikt zorgt voor een positieve impact op het milieu.
Maar welke invloed heeft het circulair maken van de economie op de ruimtelijke ordening van ons land? Weliswaar komt ruimte vrij, bijvoorbeeld omdat minder behoefte is aan productiefaciliteiten, maar tegelijkertijd is juist meer behoefte aan bijvoorbeeld parkeerplaatsen voor deelmobiliteit.
Wat daarbij ook een rol speelt is dat Nederland een zeer dichtbevolkt land is, met derhalve een beperkte hoeveelheid vrije ruimte. Wil ons land in 2050 een goed draaiende circulaire economie hebben, dan moet goed worden nagedacht over de ruimtelijke effecten van circulaire bedrijvigheid.
Verkenning
Om een beter beeld te krijgen van deze en meer ruimtelijke effecten, schakelde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) – een overheidsinstantie die strategische beleidsanalyses maakt op het gebied van milieu, natuur en ruimte – de specialisten van CE Delft in.
Omdat over de ruimtelijke effecten van circulaire bedrijvigheid tot op heden nog maar weinig bekend is, startten de onderzoekers van het adviesbureau ter verkenning met vijf casestudies. Daarbij werd gekeken naar de plasticindustrie, woningbouw, deelauto’s, infrastructuur en biomassaproductie.
Aan de hand daarvan formuleerde CE Delft een algemeen beeld van de ruimtelijke effecten. Het belangrijkste punt daaruit: een groot deel van de ruimte die vrijkomt, bijvoorbeeld door fabrieken die verdwijnen, moet worden gebruikt voor recyclingactiviteiten, zoals locaties voor opslag de van geretourneerde materialen.
Om het recyclesysteem – dat een cruciaal onderdeel vormt van een circulaire economie – optimaal te laten werken, is het volgens de onderzoekers van belang dat dergelijke opslaglocaties een flinke omvang krijgen en via meerdere manieren – weg, spoor en water – goed te bereiken zijn.
In 2023 starten de medewerkers van het PBL met het ontwikkelen van ruimtelijke langetermijnscenario’s. De lessen uit het onderzoek van CE Delft worden daarbij beschouwd als belangrijke input, in het bijzonder voor het onderdeel circulaire bedrijvigheid.