Wandelgesprekken en wereldverbeteraars: Ronald Giphart over zijn stage bij Leeuwendaal
Ronald Giphart liep zes weken mee met HR-adviesbureau Leeuwendaal. Hij kwam terecht in een wereld vol assessments, kernwaardes, functiehuizen, snijvlakken en bila’tjes – maar bovenal tussen mensen die de wereld een stukje beter proberen te maken. Hoe? Door uit te gaan van wat al goed gaat. We spraken Giphart over zijn ontdekkingstocht en wat hij daarin leerde over de adviesbranche én zichzelf.
Uitgaan van het goede. Het klinkt als een mooie levenshouding, maar blijkt in de praktijk soms best lastig. Geregeld hebben we ons oordeel al klaar over zaken waar we nauwelijks iets van weten, en niet zelden is dat oordeel weinig positief: politici zijn niet te vertrouwen en bedrijven willen alleen maar winst maken.
Nog zo een: consultants verkopen voor veel geld gebakken lucht. Ook Ronald Giphart herkent het: “Als ik heel eerlijk naar mezelf kijk, denk ik dat ik wel enige waarheid toedichtte aan dat clichébeeld. Maar vanuit complete onwetendheid uiteraard.”
De adviesbranche was voor Giphart namelijk een onbekende wereld. Daar kwam in het najaar van 2021 verandering in, toen hij door Leeuwendaal werd gevraagd mee te lopen met het HR-adviesbureau en zijn ervaringen op papier te zetten.
En zoals zo vaak wanneer we iets beter leren kennen, kon het oude oordeel al snel overboord. “Mijn beeld is drastisch gekanteld”, vertelt hij. “Ik heb van dichtbij gezien hoe consultancy in z’n werk gaat en de gebakken lucht heb ik helemaal niet gezien.”
“Wat niet wil zeggen dat het geen mensen zijn die van praten houden”, voegt hij meteen toe met een glimlach. “Want er wordt bij Leeuwendaal véél gepraat.”
Woorden en daden
Het misverstand zit eerder in het gezegde ‘geen woorden maar daden’, want met praten kunnen wel degelijk heel veel belangrijke dingen worden bereikt. “Het achterhalen waar de pijn zit in bepaalde problemen, het zoeken naar een compromis – daar moet allemaal voor worden gepraat”, aldus Giphart.
De waarde van praten zag hij onder meer toen hij fusiegesprekken bijwoonde tussen drie scholen. “Ik vond het zo mooi om te zien hoe daar drie kampen tegenover elkaar zaten, en dat uiteindelijk – na veel praten, veel bewegen, veel inleven, veel hernemen, nog eens overwegen en opnieuw praten – het niet meer tegenover elkaar zitten was, maar náást elkaar.”
Smeerolie
Tussen al dat gepraat hoorde Giphart ook een keur aan nieuwe woorden en begrippen: haarvaten, functiewaarderingssysteem, bila’tje, segmenteren, kerncompetentie, teamniveau, wandelgesprekken – en ga zo maar door.
“Het was voor mij een diepe duik in een taal die ik niet goed kende. Nou ben ik natuurlijk schrijver, dus voor mij is taal ook mijn vervoersmiddel. Wat dat betreft vond ik het een mooi experiment om als schrijver in die wereld rond te lopen.”
Waar managementtaal nogal eens allergische reacties oproept, is Giphart milder. “Iedere wereld heeft z’n eigen jargon. Taal onderscheidt de deskundigen van de leken. En die taal is ook een beetje nodig als een soort olie tussen de mechanismes, zodat die kunnen blijven draaien.”
Gevraagd of er dan helemaal geen woorden tussen zaten waar hij jeuk van kreeg, bekijkt hij het liever vanuit een ander oogpunt: “Dat is vragen aan een schilder of sommige kleuren lelijk zijn of niet.”
“Of het nou gaat om fusiegesprekken of functiehuizen, al die overleggen gaan absoluut ergens om en worden gevoerd door betrokken mensen.”
Wel erkent hij dat sommige begrippen wat “lullig” kunnen klinken (“iets over de schutting gooien”), maar andere vindt hij juist weer leuk gevonden. “‘Met je poten in de klei staan’ is wel een metafoor die ik kan begrijpen. Je ziet ook die laarzen in de klei staan, je hoort dat zompige geluid van die voetafdruk.”
Het functiehuis
Giphart mocht zelf geregeld mee de klei in. Hij zat bij een overleg voor het vinden van “de juiste persoon op de juiste plek”, acteerde in een rollenspel, woonde een assessment bij, onderging zelf een assessment en dacht mee over een nieuw functiehuis – nadat hem eerst werd uitgelegd wat een functiehuis is.
Voor alle duidelijkheid: een functiehuis is, in het kort, een overzicht van alle functiebeschrijvingen binnen een organisatie. Vermo, een landelijke groep sport- en accommodatiebedrijven, had Leeuwendaal gevraagd een uniform functiehuis te bouwen voor alle aangesloten bedrijven. Daarvoor moesten een kleine zeshonderd functies worden teruggebracht tot enkele tientallen. Een klus die vijftien dagdelen in beslag zou nemen.
“Ja als ik dat van tevoren hoor, dan vallen mijn oogleden al dicht”, bekent Giphart. “En toch is het heel bijzonder werk: het moet gebeuren, het is voor alles beter als die zeshonderd functies worden teruggebracht tot een stuk of veertig. Je kunt wel gemakzuchtig doen, maar daarmee doe je de mensen tekort die al die functies hebben.”
Nederland beter achterlaten
Het brengt ons terug bij de vooroordelen. Die zijn er ook genoeg over de publieke sector, het werkgebied van Leeuwendaal. Veel koffiedrinken en eindeloos geneuzel op de millimeter, of zoiets. En natuurlijk klopt ook hier weinig van. “Of het nou gaat om fusiegesprekken of functiehuizen, al die overleggen gaan absoluut ergens om en worden gevoerd door betrokken mensen.”
En dat geldt zeker ook voor de Leeuwendalers. “Wereldverbeteraars”, is hoe Giphart ze in één woord zou samenvatten. “Het zijn mensen die Nederland beter willen achterlaten dan ze het hebben aangetroffen. Mensen die iets willen betekenen voor de samenleving.”
“Als schrijver ben ik redelijk solitair. Wat ik bij Leeuwendaal heel aangenaam vond, was de verbondenheid met andere mensen.”
Wat Leeuwendaal daarnaast kenmerkt, is de benadering die het hierbij hanteert: positieve psychologie. “Dus niet: ‘wat is er mis en hoe kunnen we dat fixen?’, maar: ‘wat maakt dat het goed gaat en wat kunnen we daarvan leren om het nóg beter te maken?’”, licht Giphart toe.
“Daarin is Leeuwendaal echt een voorloper. Ik heb in mijn boek ook proberen te laten zien hoe die ontwikkeling is gegaan. Dat ze op een gegeven moment veel verschillende onderdelen hadden, maar daar nog geen samenhang in konden zien. En dat ze in de VS de CliftonStrengths-testmethode ontdekten en inzagen dat dat de manier was om alles met elkaar te verbinden.”
Er gaat veel goed
Uitgaan van het goede. Je kunt er dus zelfs een succesvol bedrijf mee opbouwen. Het biedt ook een verfrissend perspectief op de maatschappij. Naast klagen dat er zoveel fout gaat, kun je je ook afvragen hoe het kan dat er – in een eindeloos complexe samenleving vol botsende opvattingen – toch nog zoveel góed gaat.
“Die complexiteit uit zich op talloze manieren”, aldus Giphart. “Zoals in een woud van onbegrijpelijke regelgeving. Ik heb gezien hoe een consultant van Leeuwendaal moest helpen in een gemeente waar bepaalde regelgeving iedereen boven het hoofd was gestegen. Enorm complexe regels, en sommige gemeenten hadden dan weer een uitzonderingspositie en sommige gemeenten weer een uitzondering op de uitzondering.”
“Dan moet er dus iemand zijn die daar induikt. Die probeert op een rij te zetten wat er aan de hand is en dat vervolgens uitlegt aan vertegenwoordigers van de gemeenteraad. Ik mocht online bij die gemeenteraadsvergadering zijn, en tot mijn grote verbazing ging ik er weer uit met het idee dat ik begreep waar de materie over ging.”
Het is een belangrijke reden dat – ondanks alle onvermijdelijke complexiteit – de samenleving toch behoorlijk goed blijft draaien: de vele hardwerkende mensen die proberen de wereld een stukje beter te maken.
Groter dan de wereld van de schrijver
Giphart liep zes weken rond tussen deze mensen. Dat is nu alweer anderhalf jaar geleden, maar hij blijkt ze zeker nog niet te zijn vergeten. In de laatste zin van zijn boek stelt hij dat “de tijd zal leren” wat hij heeft geleerd bij Leeuwendaal en hoe dat zal terugkomen in zijn werk.
Als we hem vragen of hij hier inmiddels al meer over kan zeggen, geeft hij aanvankelijk aan dat het “moeilijk is om daar een vinger op te leggen, want hoe iets tot stand komt is altijd vrij lastig te duiden, dat is het creatieve proces”.
Nadat hij er nog even kort over heeft nagedacht, komt hij toch met een ander antwoord: “Wat ik heb geleerd bij Leeuwendaal is dat de wereld groter is dan de wereld van de schrijver alleen.”
“Als schrijver ben ik redelijk solitair”, legt hij uit. “Als ik in een schrijfproces zit ben ik eigenlijk altijd alleen. Wat ik bij Leeuwendaal heel aangenaam vond, was de verbondenheid met andere mensen: juist het praten, af en toe een beetje slap ouwehoeren of wat langer op dingen doorgaan. En met name die connectie met andere mensen, die empathie ook – ik heb geleerd dat ik daar meer van wil hebben. Dus ik ben minder solitair geworden dankzij Leeuwendaal.”
Benieuwd naar het hele boek? Leeuwendaal verloot tien exemplaren van ‘Mijn beste werk’. Om kans te maken hoef je alleen maar een mailtje te sturen naar Leeuwendaal met je naam en adres.