Vernieuwing van kritische infrastructuur nodig voor waarmaken energietransitie

19 april 2018 Consultancy.nl

Terwijl de overheid en het bedrijfsleven hun ambities voor de energietransitie opvoeren, moeten zij zich er wel van bewust zijn welke eisen hun plannen stellen aan de infrastructuur in ons land. “Het is een goede zaak dat er wordt ingezet op versnelling. Broodnodig ook, omdat het langzamer gaat dan we oorspronkelijk van plan waren. We moeten niet vergeten dat vertraging van de transitie niet ongestraft blijft omdat de infrastructuur veroudert en daarmee meer kritisch wordt. Je moet meebewegen met de transitie, en dat is een lastige puzzel want de afhankelijkheden zijn zo groot en een integrale ketenaanpak ontbreekt vooralsnog”, zo betoogt Jan Schipper, Managing Director UMS Group Europe.

De afgelopen jaren zijn er vanuit de politiek belangrijke stappen gezet richting een duurzamere toekomst. In 2013 werd het Energieakkoord gesloten, een Nederlandse overeenkomst tussen de overheid en ruim veertig organisaties over energiebesparing, duurzame energie en klimaatmaatregelen. Het doel van de afspraken is het verkrijgen van een betaalbare en schone energievoorziening. Onder meer het percentage duurzame energie moet de komende jaren geleidelijk worden opgeschroefd, naar 14% in 2020, 16% in 2023 en een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Deze overgang staat ook wel bekend als de ‘energietransitie’.

Recenter, in april 2016, werd het Akkoord van Parijs ondertekend, waarin 174 landen overeenkwamen de uitstoot van CO2-gassen zodanig te beperken dat de gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging niet boven de 1,5 graden Celsius uitkomt. Op basis van dit akkoord zijn er binnen de EU afspraken gemaakt die een meer concrete uitwerking vormen van de in Parijs overeengekomen doelstellingen. Zo moet in 2050 de uitstoot van CO2 met 95% zijn afgenomen ten opzichte van 1990.

Energietransitie trager dan gepland

Hoewel de overheid met het Energieakkoord en het Klimaatakkoord van Parijs flink inzet op meer duurzaamheid, worden er de afgelopen jaren regelmatig kritische kanttekeningen geplaatst bij de snelheid waarmee de energietransitie zich voltrekt. “We weten dat het langzamer gaat dan we van plan waren”, zegt bijvoorbeeld Jan Schipper, Managing Director van UMS Group Europe. “Dit komt onder andere door het ontbreken van een gezamenlijk referentiekader waardoor het realiseren van de energietransitie niet vanzelf gaat. De energietransitie vergt grote inspanningen vanuit zowel de overheid, de private sector en netbeheerders van kritische infrastructuur, en heeft bovendien een brede steun vanuit de consument nodig. Op dit moment wordt er te veel vanuit het eigen perspectief gekeken en plannen gemaakt. Wat we nodig hebben zijn dwarsdenkers die een gezamenlijk referentiekader kunnen verbinden.*

Vernieuwing van kritische infrastructuur is nodig om de energietransitie waar te maken

Daarnaast brengt de energietransitie grote investeringen met zich mee. Diverse instanties en instituten hebben zich de laatste jaren gebogen over het vraagstuk hoeveel de stap naar een meer CO2-vrije maatschappij de schatkist en de maatschappij zal gaan kosten. Volgens een onderzoek van het Centraal Planbureau, dat een inschatting heeft gemaakt van de extra investeringen die nodig zijn voor 80% van de beoogde CO2-reductie, is ruwweg tussen de €6 miljard en €9 miljard extra geld nodig tussen nu en 2030. 

Kritische infrastructuur

Een van de belangrijkste componenten die onderhevig zal zijn aan vernieuwingen, is de kritische infrastructuur – denk aan elektriciteitskabels- en leidingen, waternetwerken, gasleidingen en telecominfrastructuur. “Onze kritische infrastructuur wordt met de dag ouder”, vertelt Schipper, die toevoegt dat de hoge kosten gerelateerd aan de vernieuwing vooral komen door de enorme complexiteit die gepaard gaan bij moderniseringsvraagstukken. Zo kunnen sommige infrastructurele activa technisch tot wel vijftig jaar of meer mee, maar de vraag blijft wanneer het zinvol is om deze te vervangen. “Kies je er bijvoorbeeld voor om de activa tot het eind van de levenscyclus aan te houden, of vervang je deze eerder om te profiteren van nieuwe voordelen, zoals bijvoorbeeld meer flexibiliteit en efficiency dankzij nieuwe technologieën? Of wacht je nog even af en doe je alleen die dingen waar je zeker geen spijt van krijgt (No Regret)? Vroeg investeren vooruitlopend op de nieuwe mogelijkheden vraagt om moed, maar is het bedrijfseconomisch en maatschappelijk verantwoord?”, vraagt Schipper zich af.

Daarbij komt ook dat de energietransitie nieuwe, moeilijke vraagstukken opwerpt. “Denk bijvoorbeeld aan de wens van politici om ‘van het gas af’ te gaan. Deze richting maakt dat er druk komt op het vervangen van gas voor warmte. De bestaande gasinfrastructuur zal echter niet plotseling niet meer nodig zijn en het gasnet zal nog vele jaren dienst moeten doen. Het verouderen gaat echter wel gewoon door en vervangen wordt een noodzaak. Maar ja, je gaat toch niet een infrastructuur vervangen als je weet dat deze nooit het einde van de technische en financiële levensduur zal halen, dat is immers verkwisting van geld van de maatschappij!”, aldus Schipper. In tegenstelling tot bij andere besluitvormingsprocessen in het publieke domein, is er als het gaat om kritische infrastructuur geen ruimte om voor halve beslissingen te gaan, legt hij verder uit: “Het gaat om diensten waar geen concessies in gedaan kunnen worden. De maatschappij zal bijvoorbeeld eisen dat tot de laatste gasaansluiting aan toe 100% veiligheid wordt gegarandeerd, niet maar 50%.” 

Nutsbeheerders en asset managers staan door dergelijke vraagstukken voor lastige dilemma’s. Schipper licht toe: “Zij komen steeds meer klem te staan tussen aan de ene kant de druk om middelen vrij te maken voor de energietransitie en innovaties en aan de andere kant de instandhouding van de huidige kwaliteit en veiligheid en het voldoen aan bestaande wet- en regelgeving.” Hij voegt er aan toe dat deze bedrijven opereren in een domein waar langetermijnplanning – een essentieel onderdeel voor hun planningsprocessen – steeds uitdagender wordt. Bovendien bevinden deze organisaties zich in een positie, waar ze, terwijl toezicht op hun uitgaven alleen maar verder toeneemt, op steeds meer borden tegelijk moeten schaken.

Quote Jan Schipper, UMS Group

Technologie biedt kansen

Er zijn volgens Schipper echter ook hoopgevende ontwikkelingen die “deze spanningsboog kunnen beteugelen”. Technologie speelt hierin een belangrijke rol – binnen de huidige technologische revolutie springt vooral digitalisering in het oog, die een enorme impact heeft op de infrastructurele sector. Schipper: “Digitalisering van de operaties kan zorgen voor grote effectiviteit en efficiencyverbeteringen, deze leiden weer tot kostenbesparingen, wat weer ruimte vrijmaakt voor nieuwe investeringen.” 

“Op dit moment vindt er een digitale revolutie plaats”, licht Schipper toe, die drie grote doorbraken ziet die plaatsvinden en die uiteindelijk voor effectievere besluitvorming gaan zorgen. “Zo maakt het doorvoeren van realtime-conditiebewaking met behulp van sensoren die direct met netwerken verbonden zijn (IoT) ervoor dat we toegang krijgen tot grote hoeveelheden betrouwbare data. Door toepassing van kennisregels op deze data worden zelflerende systemen ontwikkeld, ‘artificial intelligence’, waardoor we effectiever besluiten kunnen nemen over de uitnutting en de toestand van de infrastructuur. Daarnaast komen toepassingen voor het beter voorspellen van scenario’s (augmented reality) snel dichterbij en gaat het mogelijk worden om via een digitaal spiegelbeeld van ‘mijn systeem’ op voorhand te voorspellen waar en wanneer onderhoud of vervangingen moeten plaatsvinden. De visualisatiemiddelen die daarbij tot onze beschikking komen, zijn hier de derde grote doorbraak”, legt Schipper uit.

De ervaren consultant – Schipper geeft leiding aan een bureau dat is gespecialiseerd in de asset management-industrie – geeft aan dat hij in de praktijk al waarneemt dat zulke voordelen van digitalisering worden gerealiseerd. “Een van onze klanten voert al enige jaren proeven uit waarbij zij stations op grote afstand van het hoofdkantoor voorzien hebben van (goedkope) sensoren die temperatuur en geluid meten, en de stations zijn voorzien van camera’s. Het idee hiermee is dat via realtime-meten je het horen en zien overneemt. Daarmee is het niet meer nodig om met enige regelmaat ter plaatse visuele inspecties uit te voeren. Dit bespaart kosten in termen van manuren en is veiliger: er zijn immers geen personen meer op locatie en incidenten worden ook veel eerder waargenomen waardoor erger wordt voorkomen”, aldus Schipper.

Hij wijst ten slotte op internationaal onderzoek, dat de voordelen van digitalisering onder de loep heeft genomen. Zo laat een onderzoek van McKinsey & Company uit 2016 bijvoorbeeld zien dat een groot aantal banen geautomatiseerd kan worden en dat diverse voordelen door automatisering en betere prognoses gerealiseerd kunnen worden. Een ander onderzoek, door UMS Group, toont aan dat assetmanagers, door het toepassen van best practices in asset replacement management – waaronder technologie-gedreven verbeteringen – kostenbesparingen tot wel 20% kunnen realiseren. “Kijkend naar de energietransitie is er dus hoop dat we de uitdagingen kunnen managen en dat technology en digitalisering ons gaan helpen. Wat overblijft is de roep om integrale ketensamenwerking op landelijk, regionaal en lokaal niveau om ervoor te zorgen dat alle neuzen dezelfde kant op wijzen”, sluit Schipper af.

* Bron: Daily Impact Emergency Management (DIEM) – Eelco Dykstra