Jonggehandicapten na Participatiewet sneller op de arbeidsmarkt

26 februari 2018 Consultancy.nl 5 min. leestijd

Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 vinden jonggehandicapten sneller werk. Volgens de nieuwe wet- en regelgeving krijgen zij bij werkloosheid een lagere tegemoetkoming dan voorheen: die financiële prikkel lijkt de toenemende arbeidsparticipatie onder jonggehandicapten te verklaren.   

Op 1 januari 2015 werd de Participatiewet ingevoerd. De wet vervangt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en de Wajonguitkering. De achterliggende gedachte voor de Participatiewet is om meer mensen naar arbeidsvermogen aan het werk te krijgen. Daarmee kan de nieuwe regelgeving tevens worden beschouwd als een bezuinigingsmaatregel, want de uitkeringskosten liepen nogal op. In 1998 waren er 120.000 jonggehandicapten met een Wajonguitkering en in 2014 waren dat er 250.000, wat de samenleving in dat jaar zo’n €4 miljard kostte. Experts voorspelden bovendien dat dit aantal zonder de invoering van de Participatiewet vervolgens zou doorstijgen tot maar liefst 400.000. 

Een ruime verdubbeling van het aantal jonggehandicapten in slechts zestien jaar tijd is opmerkelijk te noemen. Die sterke toename werd grotendeels veroorzaakt door mensen die vroeger in de bijstand zaten, maar door de gemeenten relatief snel werden gedirigeerd richting de Wajong, bedoeld voor mensen van 18 jaar of ouder die door een ziekte of handicap (deels) niet kunnen werken. Om dat aantal in te perken werd vanaf 2015 de Wajonguitkering afgesloten voor jonggehandicapten die op dat moment 18 jaar oud waren én beschikten over (een zekere mate van) arbeidsvermogen. Zij stromen sindsdien de Participatiewet in. De vraag is echter hoe doelmatig het beroep is geweest dat werd gedaan op geclassificeerde jonggehandicapten: vonden zij een baan?  

Homo economicus

Het lijkt erop dat de Participatiewet een positief effect heeft gehad op de arbeidsparticipatie onder jonggehandicapten: steeds vaker geraken zij aan het werk. Dat blijkt uit het rapport ‘Jonggehandicapten onder de Participatiewet’ van Panteia en SEO Economisch Onderzoek. Na invoering van de Participatiewet was 27% van de 18-jarige jonggehandicapten binnen een jaar aan het werk. Dat percentage is vijf procentpunten hoger dan tijdens de oude wet- en regelgeving: voor de invoering van de Participatiewet werkte 22% van 18-jarige jonggehandicapten in de Wajong. De onderzoekers stellen dat het effect vermoedelijk wordt veroorzaakt door de financiële prikkel die voormalig Wajonggerechtigden ervaren: de bijstandsuitkering waar zij sindsdien recht op hebben is namelijk aanzienlijk verlaagd. 

Jonggehandicapten sneller op de arbeidsmarkt

Het bedrag dat jongeren tussen de 18 en de 21 jaar oud aan bijstand kunnen ontvangen, is in 2018 slechts €245. Voor alleenstaande jongeren vanaf 21 jaar kan dat bedrag maximaal omhooggaan naar €992,12 per maand. Een 18-jarige die in 2018 tegen het minimumloon werkt, verdient maandelijks netto €678,55 en een 21-jarige die tegen het minimumloon werkt, komt maandelijks uit op een nettobedrag van €1208,80. Ten opzichte van het hedendaagse bijstandsniveau gaat een tegen het minimumloon werkende 18-jarige er netto €433,55 op vooruit en houdt een 21-jarige minimaal €216,68 meer over. 

Lucy Kok, onderzoeker bij SEO, verklaart tegenover het NRC dat in het bijzonder niet-werkende jonggehandicapten met arbeidsvermogen onder de 21 jaar de gevolgen van de invoering van de Participatiewet ondervinden, want zij krijgen momenteel een uitkering van slechts €245 per maand: “Daarom hebben ze een sterkere prikkel om te werken.” Tevens wijst een groot deel van de niet-werkende jonggehandicapten een bijstandsuitkering af, want zo’n 60% van de ondervraagden koos voor een vervolgopleiding. Zo’n vervolgopleiding vergroot weer de kans op een baan waarmee bovendien vaak meer geld te verdienen is dan met ongeschoolde arbeid. 

Wet banenafspraak

Als er van meer jongeren wordt geëist dat ze aan het werk gaan, moeten zij natuurlijk wel ergens terecht kunnen. Daarom legt de Participatiewet niet alleen plichten op aan (potentiële) werknemers, maar ook aan werkgevers. Dit gebeurt via de ‘Wet banenafspraak’, waaraan werkgevers zich sinds de Participatiewet moeten houden. Ten gevolge van die ‘afspraak’ zijn werkgevers verplicht vóór 2027 75.000 extra banen te creëren voor mensen met een handicap. De overheid neemt in deze ook een verantwoordelijkheid en zal 25.000 extra banen schappen voor de doelgroep. 

Volgens de wet zijn werkgevers met meer dan 25 medewerkers of 40.575 werkuren waar zij loon over betalen, verplicht om mensen met een ziekte of handicap in dienst te nemen. Dat percentage, het zogenaamde quotum arbeidsbeperkten, is sectorafhankelijk; voor de overheid is dat bijvoorbeeld 1,93%. Voldoen organisaties niet aan het quotum, dan zijn zij (mogelijk) vanaf 2019 verplicht om een heffing te betalen van €5000 per niet-ingevulde arbeidsplaats per jaar. Het kabinet controleert ieder jaar of werkgevers voor genoeg extra banen zorgen. Terwijl de doelstelling in 2016 – het meest recente jaar waarover de cijfers al bekend zijn – door vrijwel alle sectoren werd gehaald, was het juist de sector overheid die de enige uitzondering daarop vormde. 

Neveneffecten

Tot slot laat het onderzoek van SEO nog zien dat jonggehandicapten vandaag de dag minder te maken krijgen met justitie: voorafgaand aan de Participatiewet kwam 8% in aanraking met justitie en nadien zo’n 6%. Terwijl deze daling natuurlijk wordt verwelkomd, en het best mogelijk is dat er een verband bestaat tussen de afname en de veranderde wet- en regelgeving, is een dergelijke causale relatie erg lastig te achterhalen. Hier doen de onderzoekers in het rapport dan ook geen verdere uitspraken over.