Nederlandse defensie-industrie kwetsbaar door afhankelijkheid van niet-Europese landen

De Nederlandse defensie-industrie is voor zijn kritieke grondstoffen zeer afhankelijk van niet-Europese landen. In het huidige geopolitieke klimaat levert dat grote uitdagingen op, stelt Berenschot op basis van onderzoek in opdracht van het ministerie van EZK.
Het mag gerust historisch worden genoemd: na decennia waarin steeds minder werd uitgegeven aan defensie, werd op de speciale EU-top van afgelopen donderdag besloten dat de komende vier jaar maar liefst €800 miljard wordt vrijgemaakt voor de defensie-industrie.
De radicale koerswijziging komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Sinds de oorlog in Oekraïne staan de geopolitieke verhoudingen al op scherp, en Trump heeft in zijn eerste maand als president Europa nog meer op haar grondvesten doen schudden door maar al te duidelijk te maken dat we niet langer op Amerikaanse militaire steun hoeven te rekenen én zelfs openlijk te azen op Groenland.
Europa moet voortaan dan ook in staat zijn “autonoom op alle uitdagingen en bedreigingen” te reageren, aldus de gezamenlijke verklaring van de EU-leiders. Daarmee schaarden ze zich achter het ‘Herbewapen Europa’-plan dat Europese Commissievoorzitter Ursula Von der Leyen eerder deze week presenteerde. Ook onze eigen premier Dick Schoof noemt het “glashelder” dat Europa meer moet doen om haar veiligheid te garanderen.
Autonomie in vervlochten wereld
Met het vrijmaken van dit astronomische bedrag is een belangrijke stap gezet. Maar al die wapens en ander materieel moeten nog wel worden geproduceerd. En ook op dit vlak blijkt de autonomie die Europa nastreeft nog niet zo eenvoudig te realiseren, in de sterk vervlochten wereldeconomie anno 2025.
Tegen de achtergrond van de oplopende geopolitieke spanningen schakelde het ministerie van Economische Zaken vorig jaar al Berenschot in om onderzoek te doen naar de kritieke grondstoffen binnen het defensiedomein en de mate waarin de Nederlandse defensie-industrie daarvoor afhankelijk is van landen buiten Europa. Die afhankelijkheid blijkt aanzienlijk en bovendien lastig te verkleinen.
Voor het onderzoek keek Berenschot naar de grondstoffen die de Europese Commissie als kritiek aanmerkt. Vanwege hun unieke eigenschappen zijn ze essentieel voor defensietoepassingen. Daarnaast is hun beschikbaarheid geopolitiek gevoelig.
De onderzoekers concluderen dat bedrijven binnen de Nederlandse defensie-industrie kwetsbaar zijn vanwege hun afhankelijkheid van kritieke grondstoffen, maar ook van bepaalde andere materialen.
“Bedrijven geven aan dat het niet enkel gaat om de afhankelijkheid van materialen waarin kritieke grondstoffen zijn verwerkt, maar ook om kritieke materialen zónder kritieke grondstoffen, bijvoorbeeld door een beperkt aantal leveranciers”, legt Nick Hageraats uit, strategieconsultant bij Berenschot.
Ondoorzichtige keten
De inkoopketens blijken zich ver uit te strekken. De Nederlandse defensie-industrie doet zijn inkoop vooral in Europa, Azië en de Verenigde Staten. Elektronica en componenten komen hoofdzakelijk uit China en Azië. Een bijkomend probleem van dergelijke lange inkoopketens is dat ze verre van transparant zijn.
“Bedrijven hebben beperkt inzicht in de volledige waardeketens, wat een groot risico vormt”, aldus Hageraats. “De directe leveranciers zijn vaak bekend, verderop in de keten ontbreekt transparantie, vooral waar het gaat om kritieke grondstoffen.”
Waar de directe inkoop van kritieke grondstoffen door Nederlandse defensiebedrijven beperkt blijkt, worden deze grondstoffen wel verwerkt in vaak essentiële (elektronische) componenten en legeringen. Denk onder meer aan aluminium, koper, nikkel, lithium en magnesium, die veel worden gebruikt in hoogtechnologische toepassingen zoals communicatiesatellieten en observatiesystemen.
“Deze toepassingen zijn cruciaal, met name voor de luchtvaart- en ruimtevaart- en elektronische systemen binnen de defensie-industrie”, licht Hageraats toe.
Beperkte invloed
Zo zijn bedrijven in de Nederlandse defensie-industrie behoorlijk afhankelijk van kritieke grondstoffen die voornamelijk buiten Europa worden gewonnen en verwerkt. Dat dit met name in China gebeurt – een van die andere wereldmachten waar Europa juist niet van afhankelijk wil zijn – maakt het er niet beter op.
Berenschot constateert weliswaar dat bedrijven uit de defensiesector reeds maatregelen hebben genomen om de aangehaalde risico’s beter te beheersen, maar het effect hiervan blijkt beperkt. De kostprijs blijft vaak een belangrijkere factor in de besluitvorming dan anticiperen op eventuele tekorten. Daarnaast is ‘just-in-time’-productie – dat juist uitgaat van lage voorraden – vandaag de dag de norm.
Bovendien hebben bedrijven zelf maar een beperkte invloed. De meeste kritieke grondstoffen worden immers niet direct ingekocht, maar verwerkt in ingekochte componenten.
Afhankelijkheid afbouwen
Momenteel is de Rijksoverheid bezig met het ontwikkelen van een routekaart om een tekort aan kritieke grondstoffen binnen de Nederlandse defensiesector te voorkomen en de afhankelijkheid van niet-Europese landen af te bouwen. Het onderzoek van Berenschot biedt hiervoor verschillende aanbevelingen.
Berenschot adviseert onder meer de samenwerking op te zoeken met andere EU-lidstaten en de industrie, de handelsstromen beter in kaart te brengen en extra kosten te accepteren om strategische afhankelijkheden te verminderen,
“Het beperken van deze afhankelijkheden vereist een gecombineerde aanpak van internationale samenwerking, technologische innovatie en een sterkere Europese waardeketen”, aldus Hageraats. “Zowel overheid als industrie moeten samenwerken aan langetermijnoplossingen om strategische autonomie en leveringszekerheid te garanderen.”