Startleeftijd pensioenopbouw van 21 naar 18: ‘Veel extra administratie, weinig positieve impact’
De startleeftijd voor pensioenopbouw is verlaagd van 21 naar 18 jaar. Deze verandering zorgt nauwelijks voor extra pensioensopbouw, maar verhoogt wel de administratieve lasten, blijkt uit onderzoek van Eurékon Strategy Development.
Als onderdeel van de nieuwe pensioenwet is onderhandeld dat de leeftijd waarop mensen starten met pensioenopbouw teruggaat van 21 naar 18 jaar. Het idee was vooral om mensen in zware beroepsgroepen zoals zorg, bouw of metaal sneller pensioen op te laten bouwen, zodat zij wellicht eerder kunnen stoppen met werken.
Dat deze regeling vooral zorgt voor meer administratie blijkt uit een analyse van de tien grootste fondsen – samen goed voor 75% van de werknemers.
Voor zes van de tien grootste fondsen heeft de wettelijke verlaging geen impact, constateert Eurékon. Bij hen bouwden mensen al vanaf 18 jaar (of jonger) pensioen op. Voorbeelden hiervan zijn Zorg en Welzijn, het ABP (ambtenaren, leraren), Metaal en Techniek en Bouwnijverheid. “Typisch de zware beroepen dus”, aldus de onderzoekers
Passanten
Bij de andere vier fondsen – die door de nieuwe wet wel hun opbouwleeftijd moeten verlagen – blijken 18- tot 21-jarigen vooral “passanten”. Het betreft de fondsen voor de detailhandel, horeca & catering, het beroepsvervoer en de uitzendkrachten.
In deze sectoren zijn typisch veel jonge werknemers actief, vaak als bijbaan. Tot 80% van de werknemers zijn ‘passanten’: deelnemers die kort in de sector werken en later overstappen naar een andere, beter betaalde sector.
De verlaging van 21 naar 18 jaar leidt voor deze groep nauwelijks tot extra pensioen. “Pensioen bouw je namelijk op over het deel van je uurloon dat boven de ‘franchise’ komt – zeg maar het deel dat later gedekt wordt door de AOW”, leggen de onderzoekers uit.
En door het lage uurloon in deze sectoren komen werknemers vaak maar net boven de franchise uit en bouwen per uur dus nauwelijks pensioen op. En dat dan ook nog voor slechts een paar jaar met een beperkt aantal uren per jaar.
“Weinig pensioen dus voor mensen die dat beetje extra later meestal niet nodig hebben”, aldus Melle de Vent, Strategy Consultant bij Eurékon. “Als oud-medewerker in de Horeca & Catering ben ik zelf een goed voorbeeld van een passant.”
Administratielast
Tegenover dat kleine beetje extra pensioen staat bovendien heel wat extra werk, waarschuwt Eurékon. “De administratieve handelingen stijgen enorm. Veel meer mensen moeten worden ingeschreven bij het fonds, en vaak een aantal maanden later weer uitgeschreven. En de zomer daarna weer ingeschreven vanuit een andere werkgever, en mogelijk van de horeca naar het uitzendfonds, dus ook nog een afkoop.”
Als deze processen niet voldoende geautomatiseerd zijn/worden, leidt dat volgens het bureau tot significant hogere uitvoerkosten, wat uiteindelijk ten koste gaat van de pensioenopbouw van alle deelnemers binnen dat fonds – “de mensen die een hoger pensioen juist wel nodig hebben”.
Weeffoutje
De Vent beschouwt het als een weeffoutje in de nieuwe wet. “Het beste zou zijn de wet op dit punt aan te passen en specifiek voor de ‘blijvers’ binnen de genoemde fondsen te zorgen voor een hogere pensioenbijdrage – bijvoorbeeld door een hoger afdrachtpercentage”, geeft hij aan. Tegelijk ziet hij in dat dit niet snel zal gebeuren: “De wetgeving is net ingevoerd.”
Daarom adviseert hij de fondsen om zelf stappen te ondernemen om de kosten te minimaliseren. “Bijvoorbeeld door de processen sterk te automatiseren als dat nog niet gebeurd is. Dat kan ook doelgroepspecifiek.”
Eurékon Strategy Development helpt grote organisaties met complexe vraagstukken. Het Rotterdamse bureau ondersteunt ook pensioenfondsen bij de overgang naar het nieuwe stelsel, onder meer met het risicobereidheidsonderzoek, risicohouding en de invaarmethodiek.