Onderzoek: Waarderegeling van de NAM was rechtvaardig
Finance Ideas en Nysingh Advocaten hebben hun onafhankelijk onderzoek naar de rechtvaardigheid van de waarderegeling van de NAM opgeleverd. Het eindrapport, dat is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, is vorige week gedeeld met de Tweede Kamer.
Door bodembeweging als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de daarmee samenhangende gasopslag bij Norg is er de afgelopen jaren schade ontstaan aan onder andere woningen. Tussen 2014 en medio 2020 konden gedupeerden een schadeclaim indienen bij de NAM, die op grond van artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek risicoaansprakelijk is voor deze schade.
Op 1 juli 2020 is de afhandeling van (nagenoeg) alle aardbevingsschade in Groningen overgenomen door de overheid en ondergebracht bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Gedupeerden die hun schadeclaim na 1 juli 2020 indienden kregen dus te maken met een andere partij, en andere (financiële) richtlijnen.
Na het bekend maken van de werkwijze van het IMG zijn er bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaatsignalen binnen gekomen van bewoners die ontevreden zijn met de vergoeding van NAM. Bij deze bewoners heerst het gevoel dat zij liever de vergoeding onder de regeling van het IMG hadden ontvangen en niet die van NAM onder de waarderegeling. Mede hierdoor is de vraag (opnieuw) op tafel gekomen of deze bewoners destijds wel ‘recht’ is gedaan.
Aan Finance Ideas en Nysingh Advocaten is gevraagd om dit vraagstuk op juridisch en economisch vlak te onderzoeken. Finance Ideas nam het financiële gedeelte voor haar rekening (Johan Conijn en Max Lipsch), en Nysingh Advocaten (Rense Lubach) keek naar de juridische kant van de casus. Het onderzoek nam iets meer dan een jaar in beslag.
Was het rechtvaardig?
De onderzoekers concluderen dat de Waarderegeling van de NAM voldeed aan de eisen en uitgangspunten van het civiele schadevergoedingsrecht. Ook is de regeling rechtmatig uitgevoerd.
“De Waarderegeling voorzag in een relatief eenvoudige procedure, met diverse waarborgen voor hoor en wederhoor en de mogelijkheid van een onafhankelijke ‘hertoetsing’ door drie onafhankelijke deskundigen. Er was sprake van een duidelijke scheiding van rollen en verantwoordelijkheden. De NAM stond buiten het deel van het proces dat tot de bepaling van de waardedaling leidde,” valt te lezen in het 49-pagina tellend rapport.
Dit proces werd op onafhankelijke wijze begeleid door ingenieursbedrijf Arcadis. Per woning werden twee taxateurs aangewezen. De eindverantwoordelijkheid voor het bepalen van de waardedaling lag bij deze twee, steeds wisselende, taxateurs. Zij voerden onafhankelijk van de NAM hun werk uit. “Hierbij handelden zij in overeenstemming met de beroepsregels van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs.”
Wel plaatsen de onderzoekers enkele kanttekeningen bij de methodiek die de NAM gebruikte om de waardedaling te bepalen. Deze bestond uit twee stappen. Eerst was er een modelmatige bepaling van de waardedaling. Vervolgens dienden de taxateurs deze modelmatige uitkomst te beoordelen. In veel gevallen leidde dat tot een aanpassing van de modelmatig bepaalde waardedaling.
Op basis van een regressieanalyse komen de onderzoekers tot het inzicht dat er waardeverschillen waarneembaar zijn tussen casussen, en zelfs enkele ‘outliers’. Dit impliceert dat een deel van de gedupeerden een te hoge compensatie heeft ontvangen en een andere deel een te lage compensatie.
Echter, “een modelmatige bepaling van de waardedaling kent onvermijdelijk een onzekerheidsmarge”, aldus de onderzoekers. Het onderzoek van Finance Ideas en Nysingh Advocaten gaat niet in op de consequenties die verbonden kunnen worden aan deze foutenmarge. “De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de minister”, concluderen de auteurs.