Technologie biedt nieuwe opsporingsmogelijkheden. Maar zijn deze ook wenselijk?
Bijna een derde van de Nederlanders voelt zich weleens onveilig op straat. Daarnaast maakt bijna twee derde zich weleens zorgen over digitale veiligheid. Terwijl van de politie wordt verlangd dat er voortvarender wordt opgetreden tegen criminaliteit, loopt die vaak nog achter feiten aan, of ontbreekt het gewoonweg aan voldoende resources. Technologie kan helpen hier verandering in te brengen, maar hierbij moet telkens de vraag worden gesteld: “Is alles wat technologisch mogelijk is ook wenselijk?”
Dit zijn enkele van de voornaamste conclusies uit het rapport ‘Trends in Veiligheid 2019’, dat is opgesteld door Capgemini. Het adviesbureau nam Ipsos in de arm om 1.000 Nederlanders te ondervragen omtrent hun gevoelens rond verschillende publieke veiligheidsthema’s, en vulde de resultaten daarvan aan met diverse diepgaande visie-artikelen over het onderwerp.
De enquête laat zien dat 28% van de Nederlanders zich soms onveilig voelt op straat, terwijl nog eens 2% zich daar zelfs vaak onveilig voelt. Iets meer dan de helft (54%) geeft aan zich zelden onveilig te voelen op straat, terwijl de overige 16% stelt zich daar nooit onveilig te voelen. In hun eigen huis ervaren Nederlanders gelukkig minder angst voor criminaliteit. Ruim meer dan de helft (60%) geeft aan zich thuis nooit onveilig te voelen. Ook het deel dat zich hier soms (7%) of zelden (31%) onveilig voelt is een stuk kleiner dan op straat. Het deel dat zich vaak onveilig voelt is met 2% wel even groot.
Nederlanders blijken zich echter bovenal zorgen te maken over de veiligheid van hun digitale gegevens: 11% ervaart deze zorgen vaak, meer dan de helft (54%) soms en nog eens 28% zelden. Slechts 7% geeft aan zich nooit zorgen te maken over digitale veiligheid.
Meer blauw op straat
Ondanks dat Nederlanders zich vooral bedreigd voelen in de digitale ruimte, staan ze niet massaal te springen om meer technologische innovatie bij de politie. Het aloude adagium ‘meer blauw op straat’ blijkt het nog altijd te winnen van de roep om meer technologie: terwijl ruim een kwart (27%) van de ondervraagden de voorkeur geeft aan investeringen in technologische oplossingen, zien bijna twee keer zoveel respondenten (52%) liever meer agenten op straat.
Volgens Capgemini heeft dit deels te maken met een gebrek aan bekendheid met de mogelijkheden van technologische innovaties: “Onbekend maakt ook onbemind”, stellen de onderzoekers. “Maar misschien wel het grootste probleem: wat leveren innovaties nou eigenlijk op? Doordat het resultaat van de innovatie-initiatieven onvoldoende zichtbaar en meetbaar is, is het ook nauwelijks een thema in de bestuurskamers van de handhavers.”
Minder criminelen op straat
Populair of niet, de inzet van meer technologie lijkt essentieel in het bestrijden van de hedendaagse criminelen, die steeds vaker digitaal opereren. Dit doen ze op allerlei manieren. De bekendste is misschien wel phishing, en dit is ook meteen de meest gevreesde: ruim een kwart (26%) van de Nederlanders acht het (zeer) waarschijnlijk dat hij of zij in de komende twee jaar slachtoffer wordt van deze vorm van cybercrime.
Andere vormen van cybercrime die veel worden gevreesd zijn computervirussen (17%) en malware-infecties (13%). Iets minder zorgen maken Nederlanders zich over hacking/computerinbraken (9%), ransomware (9%) en identiteitsfraude (6%).
Weinig vertrouwen in politie
Helaas blijkt er weinig vertrouwen te zijn in de capaciteit van de politie om effectief op te treden tegen dergelijke vormen van criminaliteit. Ruim de helft van de Nederlanders (52%) meent dat de Nederlandse politie onvoldoende beschikt over de kennis en/of middelen hiervoor. Minder dan een derde (32%) heeft wel vertrouwen in de kennis van politie om cybercrime aan te pakken, terwijl een nog veel kleinere groep (17%) denkt dat de politie hier wel genoeg middelen voor heeft.
“Deze cijfers impliceren dat de overheid een inhaalslag moet maken. Deels in de beeldvorming, maar toch ook in de praktijk”, stelt Erik Staffeleu, Head of People & Organization bij Capgemini Invent. “Het is duidelijk dat voor veel veiligheidspartners enkel koers houden de snelste weg is naar het verliezen van de strijd tegen onveiligheid. Het veiligheidsdomein kan een groot verschil maken als er nu op de juiste manier ingezet wordt op innovatie.”
Criminelen innovatiever?
Nederlanders denken echter in overgrote meerderheid dat het juist de criminelen zijn die de innovatieslag aan het winnen zijn: bijna driekwart (72%) meent dat criminelen innovatiever zijn dan de overheid. Niet meer dan een praktisch verwaarloosbare 1% denkt dat de overheid innovatiever is.
Staffeleu bevestigt dat de innovatiesnelheid van criminelen hoog ligt: “Zeker in het cybersecuritydomein zien we dat kwaadwillenden – of dat nu statelijke actoren zijn of sensatiezoekende scriptkiddies – vindingrijk en creatief zijn. Daarbij komt dat de middelen die benodigd zijn om aanzienlijke schade te berokkenen steeds toegankelijker en goedkoper worden. Tot slot: deze kwaadwillenden hebben vaak alle tijd, hetgeen een randvoorwaarde is die de verdedigende partij vaak niet heeft. Kortom: vele ingrediënten voor succesvolle innovatie zijn rijkelijk aanwezig aan de kant van kwaadwillenden.”
Mogelijk, maar ook wenselijk?
Wat extra bijdraagt aan het ongelijke speelveld, is dat de politie rekening moet houden met morele overwegingen die criminelen doorgaans weinig interesseren. “Is alles wat technologisch mogelijk is ook wenselijk?”, vragen Capgemini-consultants Eva Kieft en Lisa Marie Brouwer zich af. Kunstmatige intelligentie (AI) biedt bijvoorbeeld verschillende mogelijkheden, maar die zijn niet zonder bezwaren. Een toepassing die volgens de Nationale Politie de volgende stap is in politiewerk, is ‘predictive policing’. Hierbij helpen monitoring en slimme data-analyses “de wie, wat, waar en wanneer van criminaliteit” te voorspellen.
Kieft en Brouwer zien verschillende gevaren. Zo lijkt het lastig iemand aan te pakken voor een misdaad die hij of zij nog niet heeft begaan. Misschien nog ernstiger is het risico dat de samenleving juist te veilig wordt: “Sommige overtredingen zijn juist gewenst voor het lerend vermogen van de samenleving. De wetsovertreding van de Afro-Amerikaanse dame Rosa Parks die in de jaren 50 weigerde op te staan voor een blanke buspassagier, is een wetsovertreding die je juist wél wilt hebben. Technologie zou zo’n wetsovertreding onmogelijk kunnen maken. Een totaal veilige samenleving kan zo ook een beklemmende samenleving worden.”
Dergelijke angsten rond het gebruik van AI lijken ook te leven onder Nederlanders. Slechts bij een vijfde (21%) neemt het gevoel van veiligheid toe door de inzet van AI, terwijl veel meer mensen (36%) zich juist onveiliger voelen door de technologie. Veel meer heil ziet de gemiddelde Nederlander in het gebruik van bodycams: twee derde (67%) voelt zich hierdoor veiliger, terwijl slechts 8% zich hierdoor minder veilig voelt. Andere mogelijkheden zijn de inzet van drones en virtual reality, terwijl blockchain net als AI maar op weinig steun kan rekenen.
Burgerparticipatie
Nog een mogelijkheid is om meer gebruik te maken van de vele informatie die beschikbaar is onder de burger. Crowdsourcing van informatie speelt nu al een belangrijke rol – bijvoorbeeld via Opsporing Verzocht, Meld Misdaad Anoniem en het (regionaal) vrijwillig afstaan van DNA – maar technologische ontwikkelingen zorgen voor meer mogelijkheden. Zo is er de app ‘Sherlock’, waarmee een burger zelfstandig opsporingshandelingen kan verrichten in een zaak waarvan hij of zij zelf aangifte heeft gedaan.
Een kwart (26%) van de Nederlanders ziet in het opsporen van criminaliteit een grotere rol weggelegd voor burgers. “Hieruit volgt dat het belangrijk is om burgers waar mogelijk actief te betrekken”, aldus Capgemini-consultant Bart Sander, die wijst op de risico’s die optreden wanneer dit niet gebeurt: “De praktijk leert dat indien burgers het vermoeden hebben dat hun aangifte niet of niet voldoende wordt geprioriteerd, zij zelf het initiatief kunnen nemen in het opsporingsproces. Denk hierbij aan het delen van beelden van vermoedelijke daders in online communities. Naast dat dit voorbijgaat aan een proportionaliteitstoets kan dit ook leiden tot vormen van eigenrichting.”
Privacy?
Bij elke vorm van de inzet van technologie speelt ook privacy een belangrijke rol. Op dit gebied blijkt de politie een aardige reputatie te genieten: van alle soorten organisaties denken Nederlanders dat hun gegevens bij de politie in de meest veilige handen zijn. 44% heeft op dit gebied (zeer) veel vertrouwen in de politie, terwijl slechts 12% (zeer) weinig vertrouwen uitspreekt. Weinig verrassend, gezien de vele Facebook-schadalen van de afgelopen jaren, bungelen social media-bedrijven op dit vlak onderaan: slechts 2% heeft veel vertrouwen in deze bedrijven, terwijl 73% ze (zeer) weinig vertrouwen gunt.
Ten aanzien van technologieën als AI zorgt het onderwerp van privacy echter voor veel verdeeldheid: 37% meent dat de inzet van dergelijke technologieën ten koste mag gaan van onze privacy, terwijl een bijna net zo’n grote groep (34%) dit juist niet acceptabel vindt, en er ook aanzienlijke groep is (29%) die hierover twijfelt.
Balans veiligheid/leefbaarheid
Om te zorgen dat de leefbaarheid van de samenleving niet te veel leidt onder het streven naar meer veiligheid, kunnen verschillende maatregelen worden genomen. Kieft en Brouwer adviseren bijvoorbeeld om gebruik te maken van proeftuinen, waarin de maatschappelijke impact van een technologie wordt geëvalueerd en over juridische en ethische kaders kan worden nagedacht. Daarnaast stellen de twee consultants dat het nodig is duidelijk te communiceren over de voor- en nadelen van toegepaste technologieën: “Dit draagt bij aan het vertrouwen in de overheid. Anderzijds is dit belangrijk voor de publieke verantwoording naar de gemeenschap toe.”
Verder stellen Kieft en Brouwer dat er dient te worden geïnvesteerd in educatie over privacy, vrijheden en verschillen in machtsbalans die nieuwe technologieën met zich meebrengen: “Door mensen bewust te maken over hoe kunstmatige intelligentie en big data werken en hun rechten hieromtrent vergroot je gelijkwaardig gebruik van technologie.” In het stellen van ethische kaders raden ze tot slot aan de publiek-private samenwerking op te zoeken: “Het veiligheidsdomein is een netwerk van ketenpartners die elkaar versterken en nodig hebben om hun kerntaken uit te voeren. Wie is er verantwoordelijk voor het verzamelen, bewaren en gebruiken van data? Dit zijn belangrijke vragen waar de samenleving een antwoord op nodig heeft.”