Nederlanders maken zich zorgen om terrorisme en de maatschappelijke gevolgen
Meer dan de helft van de Nederlanders ziet terrorisme als een van de meest zorgwekkende incidenten die ons land kunnen treffen. Op een cyberaanval na, denken Nederlanders dat een terroristische aanslag de meest waarschijnlijke ramp is. Zorgelijk is dat meer dan vier van de tien mensen er geen of nauwelijks vertrouwen in hebben dat de overheid in staat is zo’n terreurdaad te voorkomen. Zo blijkt uit een recent onderzoek van marktonderzoeksbureau Motivaction.
Voor velen van ons markeert de datum 11 september 2001 het begin van een nieuw tijdperk, waarin terrorisme is uitgegroeid tot een van de belangrijkste veiligheidsuitdagingen voor overheden. In Nederland werd in 2004 de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding opgericht, die in 2012 werd vervangen door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Hiermee werd er binnen de Rijksoverheid voor het eerst één organisatie verantwoordelijk voor terrorismebestrijding, cybersecurity, nationale veiligheid en crisisbeheersing.
De focus van de NCTV ligt op het voorkomen en beperken van maatschappelijke ontwrichting. In opdracht van de NCTV heeft Motivaction onder 800 respondenten van vijftien jaar en ouder onderzoek gedaan naar de zorgen, angsten en gevoelens van veiligheid onder de Nederlandse bevolking.
De enquête laat zien dat van alle mogelijke gebeurtenissen waar ons land mee te maken zou kunnen krijgen, een terroristische aanslag volgens Nederlanders de grootste gevolgen heeft. 12% omschrijft deze gevolgen als catastrofaal, 27% als zeer ernstig en 29% als ernstig. Verder stelt 17% dat de gevolgen aanzienlijk zijn, terwijl 9% denkt dat het wel mee zal vallen en dat gevolgen beperkt zullen blijven. Cyberdreigingen staan op plek twee, met 5% die de gevolgen inschat als catastrofaal, 20% als zeer ernstig, 34% als ernstig, 25% als aanzienlijk en 9% als beperkt. De top drie wordt gecompleteerd door milieurampen en chemische incidenten, met 8% die de gevolgen ziet als catastrofaal, 22% als zeer ernstig, 30% als ernstig, 21% als aanzienlijk en 12% als beperkt.
Kans op een aanslag
Ook de kans op terrorisme wordt hoog ingeschat, alleen een cyberdreiging is volgens Nederlanders nog waarschijnlijker: 23% acht zo’n digitale aanval zeer waarschijnlijk, 46% noemt hem waarschijnlijk en de helft daarvan enigszins waarschijnlijk. Dat een terroristische aanslag ons land gaat treffen wordt door 17% als zeer waarschijnlijk gezien, terwijl 34% ‘gewoon’ waarschijnlijk noemt en nog eens 36% enigszins waarschijnlijk. Een zijdelings gerelateerde angst – spanningen tussen bevolkingsgroepen – staat op de derde plek van meest waarschijnlijke gebeurtenissen. 23% ziet deze als zeer waarschijnlijk, 33% als waarschijnlijk en 31% als enigszins waarschijnlijk.
De mate waarin Nederlanders zich zorgen maken over terrorisme wordt nog eens extra benadrukt door de vierde plaats in de lijst van de meest waarschijnlijke rampen en crises. Deze positie wordt ingenomen door extremisme, dat door 15% wordt gezien als zeer waarschijnlijk, door 33% als waarschijnlijk en door 35% als enigszins waarschijnlijk. Al met al bestaat de top vier – naast uit cyberaanvallen – dus uit terrorisme zelf, uit de zijdelings gerelateerde spanningen tussen bevolkingsgroepen en het veel sterker aan terrorisme gerelateerde extremisme. Ze laten daarmee vele andere mogelijke rampen achter zich, waaronder transportongevallen, extreem weer en financieel-economische bedreigingen – die respectievelijk op plek vijf, zes en zeven staan.
Weinig vertrouwen in overheid
Gezien deze aanzienlijke zorgen die Nederlanders hebben omtrent terrorisme, kan het als problematisch worden gezien dat veel Nederlanders ernstig twijfelen of de overheid wel in staat is om terroristische aanslagen te voorkomen. 12% denkt dat de overheid hier niet toe in staat is en nog eens 33% geeft aan dat ze hier nauwelijks toe in staat is. 37% is iets positiever en acht de overheid redelijk in staat om een aanslag te voorkomen, terwijl niet meer dan 10% de capaciteit hiertoe aanmerkt als voldoende en slechts 3% als goed. Dit betekent dus dat bijna de helft van de Nederlanders (45%) er geen of nauwelijks vertrouwen in heeft dat de overheid een aanslag kan voorkomen en dat bijna negen van de tien Nederlanders (87%) denken dat de overheid hier onvoldoende toe in staat is.
Daarbovenop vindt 8% dat de overheid niet genoeg doet om een aanslag te voorkomen. 19% is nauwelijks overtuigd dat hier genoeg tegen wordt gedaan. 41% is redelijk overtuigd, 17% voldoende en maar 3% zegt hier een goed vertrouwen in te hebben. Mocht er daadwerkelijk een aanslag plaatsvinden, dan denkt 9% dat de overheid niet in staat is de gevolgen hiervan tot een minimum te beperken. Nog eens 31% heeft op dit punt nauwelijks vertrouwen in de overheid en 35% een redelijk vertrouwen. Slechts 15% schat de capaciteiten van de Nederlandse overheid op dit punt in als voldoende en het aandeel dat deze aanmerkt als goed is met 2% nog veel kleiner.
Tegelijkertijd blijkt dat Nederlanders zelf ook niet zo goed weten wat de overheid dan zou moeten doen om aanslagen te voorkomen en/of bestrijden: 56% geeft geen antwoord op deze vraag of geeft aan het niet te weten. Zij die wel antwoorden blijken het veelal met elkaar oneens. De meest genoemde maatregel – extra beveiliging – scoort niet meer dan 10%. Andere genoemde opties zijn streng beleid (6%), preventieve acties, goede monitoring van dreigingen & extremisme en het uitzetten van (criminele) buitenlanders (alle drie 4%).
Aanpakken van extremisme
Een enigszins vergelijkbaar beeld is te zien in de opvattingen van Nederlanders over het optreden van de overheid tegen extremisme: ook hier is het vertrouwen in de overheid vrij laag en is anderzijds op te merken dat er weinig consensus bestaat over de te varen koers. 10% heeft er geen vertrouwen in dat de overheid extremisme kan voorkomen, 36% heeft dit nauwelijks en 34% redelijk. 12% denkt dat de overheid hier voldoende toe in staat is en slechts 3% kenmerkt de capaciteit hiertoe als goed. 14% vindt simpelweg dat de overheid niet genoeg doet tegen extremisme, 28% vindt dat er nauwelijks genoeg gebeurt en 32% beoordeelt de inspanningen als redelijk. 15% noemt ze voldoende en een bijna verwaarloosbare 1% ziet ze als goed.
8% heeft er geen enkel vertrouwen in dat de overheid de gevolgen van extremisme zo beperkt mogelijk kan houden en 35% heeft hier nauwelijks vertrouwen in, terwijl 32% de inspanningen hiertoe kenmerkt als redelijk. Wederom is het deel dat meer vertrouwen in de overheid heeft behoorlijk klein: 12% ziet de capaciteiten als voldoende en maar 3% als goed.
Op het gebied van extremisme is de twijfel en verdeeldheid over wat er dan zou moeten veranderen aan het beleid echter nog iets groter dan bij terrorisme: 60% weet het niet of geeft geen antwoord op deze vraag. Met 9% is de populairste maatregel harder optreden en strenger straffen, gevolgd door het verbeteren van het onderzoek naar (mogelijke) dreigingen en risicogroepen (6%), preventieve acties (5%) en het investeren in veiligheidsdiensten (3%).
Informatiebehoefte
Gezien de aanzienlijke zorgen van Nederlanders over terrorisme, is het niet geheel verwonderlijk dat er ook een grote behoefte is aan een betere informatievoorziening ten aanzien van hoe ze moeten handelen in het geval van een aanslag, waarbij natuurlijk een belangrijke rol is weggelegd voor de overheid. Van alle mogelijke rampen en crises die zich zouden kunnen voordoen, is een terroristische aanslag met een score van 41% degene waarover de meeste Nederlanders graag meer voorlichting zouden ontvangen over de juiste handelswijze. Hiermee blijft terrorisme de gedeelde nummers twee – milieurampen & chemische incidenten en infectieziekten (34%) – vrij ruim voor.
De behoefte aan informatie omtrent de dreiging van terrorisme wordt nog eens extra benadrukt door de 18% van de Nederlanders die meer informatie willen over de manier waarop moet worden omgegaan met extremisme. Wel zijn er nog enkele andere mogelijke rampen waaromtrent Nederlanders meer behoefte uiten aan een betere informatievoorziening. Zo wil 32% beter weten wat er moet gebeuren in het geval van een stralingsongeval, komt de behoefte aan voorlichting rond het uitvallen van vitale processen en rond cyberdreigingen uit op 31%, vraagt 24% om meer informatie voor wanneer er sprake is van extreem weer en wil 20% een beter beeld van wat er moet worden gedaan als er een overstroming plaatsvindt. Tot slot scoren ook de zijdelings aan terrorisme gerelateerde spanningen tussen bevolkingsgroepen met 19% iets hoger.