Nederlandse retailbanken presteren minder rooskleurig dan gedacht

18 oktober 2016 Consultancy.nl

De winstgevendheid van ABN Amro, ING, Rabobank en SNS was afgelopen jaar, met dankzij rente-inkomsten uit hypotheken, veel beter dan het Europese gemiddelde. Maar achter de schermen is de situatie van onze systeembanken minder rooskleurig dan het lijkt, waarschuwen onderzoekers. Door het samenkomen van verschillende trends en marktontwikkelingen zullen de marges van Nederlandse banken worden afgeroomd, met als risico verlies van internationaal terrein en een hogere kwetsbaarheid. Verder snijden in de kosten blijft van belang, maar de echte winst valt te halen in het aanboren van nieuwe inkomstenbronnen.

In een nieuw rapport van A.T. Kearney neemt de managementadviseur de staat van het Europese en Nederlandse banklandschap onder de loep. Het onderzoek, gebaseerd op een analyse van 89 retailbanken, waaronder de ‘grote vier’ in ons land, toont weliswaar aan dat de retailbanking industrie de prestaties in de afgelopen jaren heeft weten te verbeteren, maar tegelijkertijd heeft de branche het over de hele linie nog steeds lastig. De belangrijke winst- en efficiëntieratio’s liggen nog altijd achter op de niveaus van voor 2008, bovendien krijgen financiële instellingen te maken met een storm aan verandering, in sommige gevallen zelfs disruptie, die op de loer ligt.

Winstgevendheid op orde

Een blik op de prestaties van de banken onder de loep genomen – ABN Amro, Rabobank, ING and SNS – laat zien dat, in tegenstelling tot de Europese stroom, de winstgevendheid van de Nederlandse retailbanking sector afgelopen jaar uitkwam op boven het niveau van voor de crisis. De winst per klant (€ / voor belasting) bedroeg afgelopen jaar meer dan €230, in vergelijking met bijna €160 het jaar daarvoor en iets minder dan €200 in 2007. “De winstcijfers van de vier grootste Nederlandse retailbanken waren in 2015 veel beter dan het Europese gemiddelde. Op dit vlak loopt Nederland voorop”, zegt Jan-Wouter Bloos, Principal bij A.T. Kearney en een van de onderzoekers.

Winstgevendheid van de Nederlandse grootbanken

Ook op het gebied van inkomsten per klant en inkomsten per medewerker scoort het kwartet Nederlandse banken Europees-gezien in de hoogste regionen, en presteert het ver boven het niveau van 2007 – dit heeft ook deels te maken met de forse personeelsreductie die de sector sinds 2007 heeft doorgevoerd. 

Gevraagd naar het geheim achter de hoge winstgevendheid wijst Bloos naar het hypotheekinkomsten. Een vergelijking van de inkomsten per klant (€711 in Nederland versus een EU-gemiddelde van €549) laat zien dat zo’n twee derde afkomstig is van rente inkomsten op hypotheek financieringen. “Nederlandse banken verdienen, in tegenstelling tot de meeste andere Europese landen, relatief weinig aan inkomsten uit betalingsverkeer. En aan kredieten aan kleine en middelgrote bedrijven houden ze verhoudingsgewijs ook beduidend minder over (-15% t.o.v. het gemmidelde). Idem voor overige diensten als bankpassen”, aldus Bloos.

Al met al zijn de netto-inkomsten uit hypotheken bijna 30% hoger dan die van de gemiddelde Europese bankklant. Hoe kan dit? Ten grondslag hieraan ligt het aloude fiscale systeem van hypotheekaftrek. Bloos licht toe: “De fiscaal aantrekkelijke hypotheekrenteaftrek heeft er voor een belangrijk deel voor gezorgd dat de Nederlandse woningbezitter een schuldenpositie heeft die gemiddeld 2,3 maal hoger is dan die van de gemiddelde Europese huiseigenaar. En dus betaalt hij in absolute termen ook meer rente aan zijn bank dan de gemiddelde Europese huizenbezitter.” 

Inkomsten per klant in bankensector

Indien voor dit effect wordt gecorrigeerd, dan zou de netto-inkomsten per gemiddelde Nederlandse bankklant onderaan de streep 19% lager uitpakken dan die van de gemiddelde Europese bankklant. “Nederlandse banken zijn eigenlijk relatief goedkoop.”

Uit een diepere analyse van de prestaties van de vier grootbanken blijkt dat de Rabobank de hoogste inkomsten per klant geniet, bijna twee keer zo veel als de ING. Waarom is dit?
SNS laat op dit vlak de beste verbetering zien tussen 2012 en 2015, met een toename in de ratio van 7%, terwijl de vier grootbanken gezamenlijk een verbetering noteerden van 2%. In termen van winstgevendheid spant SNS wederom de kroon, en mag ABN Amro zich de bank noemen met de hoogste marges.

Inkomsten per klant voor grootbanken

Vernieuwing noodzakelijk

Wie de cijfers aan de buitenkant bekijkt zou geneigd zijn om te stellen dat het Nederlandse retailbanking landschap er anno 2015 goed voor staat. En dat is ook wel zo, stelt Bloos, maar onder de oppervlakte schuilen er verschillende ontwikkelingen die ervoor zorgen dat stilstaan geen optie is. “Door de relatief hoge winstgevendheid per retailklant lijkt de noodzaak om te vernieuwen beperkt. Het tegendeel is echter waar. Stilstand zou achteruitgang betekenen.” 

Ten eerste, Nederlandse retailbanken lopen achter bij de rest als het gaat om het rendement op het eigen vermogen. Zo was het gewogen gemiddelde rendement op eigen vermogen van Europese banken in 2007 19,4%, en in 2015 13,6%; voor Nederlandse retailbanken was dat respectievelijk 9,4% en 6,9%. “Een penibele situatie. De Nederlandse banken zijn op dit punt dan ook het zorgenkindje van Europa”, stelt de A.T. Kearney adviseur. 

Return on Equity van Nederlandse banken

Door het lage rendement op eigen vermogen hebben Nederlandse retailbanken meer moeite dan hun concurrenten om nieuw kapitaal en investeerders aan te trekken. “Dit hebben ze de afgelopen jaren gecompenseerd door aandeelhouders de laatste jaren een flink dividend uit te keren (ongeveer de helft van de winsten is aan aandeelhouders uitgekeerd, red.), maar die situatie is op de langere termijn onhoudbaar.” In een periode waarin banken alle zeilen moeten bijzetten om disruptie en de toenemende concurrentie – vanuit de sector, tot FinTechs, start-ups en toetredende technologiespelers – bij te benen, is het van strategisch belang om te investeren in toekomstbestendige capaciteiten. De hogere ‘cost of capital’ zorgt ervoor dat Nederlande banken het lastiger vinden om vernieuwingen te financieren, zoals het verbeteren van technologie, uitbreiding naar nieuwe markten/dienstverlening, overnames, of het aangaan van samenwerkingsverbanden. 

Ook op het gebied van kosten zullen stappen gezet moeten worden. In 2015 was Nederland met een cost-income ratio van 60% ver verwijderd van de kopgroep, de Scandinavische landen. Op dit vlak hebben de grootbanken zich echter van hun goede kant laten zien. Lag het aantal werknemers in 2014 nog op 44.400, een jaar later was dat met 8% gedaald naar 40.900. En als alle aangekondigde plannen tot uitvoering worden gebracht, dan blijven er in 2020 circa  26.700 werknemers over. Een andere kostenpost, het aantal bankkantoren, is ook gedaald, zij het in een lager tempo dan het aantal werknemers. Kon de Nederlandse retailklant in 2014 nog kiezen uit 1.308 bankfilialen, een jaar later was dat met 7% gedaald naar 1.214 filialen. De planning is dat er in 2020 nog 1.109 bankkantoren over zijn, een verdere reductie van 9%. 

Return on Equity van Nederlandse banken

Wanneer deze plannen tot wasdom komen dan komt de cost-income ratio – uitgaande van gelijkblijvende inkomsten – voor de Nederlandse retailbanken als geheel in de richting van 45%. “Internationaal gezien alleszins aanvaardbaar, waarmee Nederlandse banken in één klap in het eerste kwartiel terecht zouden komen”, verklaart Bloos. Hij voegt toe dat er best nog wat rek in zit, met name op het gebied van bankkantoren (“gezien de bevolkingsdichtheid in het kleine Nederland en de hoge penetratiegraad van internet”), maar hiermee zal het verschil niet worden gemaakt.

De grootste bedreiging ligt in de verwachte terugval van de hoge hypotheekinkomsten, de motor van de huidige bankwinsten. Nederlandse huizenkopers mogen straks door nieuwe wetgeving minder lenen – fiscale aftrekmogelijkheden worden geleidelijk ingeperkt en de Loan-to-Value ratio gaat in 2018 voor nieuwe hypotheken naar 100% (AFM en DNB pleiten zelfs voor 90%). “Ook zullen de marges voor nieuwe hypotheken sterk afnemen door toenemende concurrentie ook van buiten de bancaire sector”, verwacht Bloos, een trend die zich al heeft ingezet, met verzekeraars en pensioenfondsen die vooroplopen. 

Daarnaast zullen Nederlandse banken hun dotaties aan de risicoreserves de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid moeten opvoeren. Bloos: “De 6% uit 2015 is historisch laag en op termijn niet houdbaar; als we kijken naar langjarige trendgemiddelden lijkt duidelijk dat een dotatie van 12 à 14% normaal is.” 

Inkomsten per klant tot 2020

Tot slot krijgt de bancaire sector te maken met een scala aan nieuwe wetgeving, waarbij de impact van sommige veranderingen zo groot zal zijn dat het grote gevolgen zal hebben voor de financiële bedrijfsvoering en positie van instellingen. Daar komt bij dat berekeningen van A.T. Kearney aantonen dat de Nederlandse banken verhoudingsgewijs harder geraakt zullen worden dan hun Europese concurrenten. “Door de invoering van Basel 3 en de verhogingen van de Common Equity Tier One ratio (CET1) en Liquidity Coverage Ratio (LCR) moeten Nederlandse retailbanken voor maar liefst €110 miljard euro de-leveragen”, stelt Bloos. 

De combinatie van bovenstaande effects zou ertoe leiden dat de inkomsten per klant tegen 2020 mogelijk met tot 20% kan afnemen, van de huidige €711 naar ruim €550. 

“Banken krijgen de komende jaren te maken met bedreigingen die de huidige inkomsten- en winstniveaus in korte tijd aanzienlijk kunnen aantasten. Het terugdringen van de kosten blijft belangrijk, maar hier zijn de mogelijkheden relatief beperkt. Daarom moeten Nederlandse retailbanken voor de komende jaren inzetten op hogere inkomsten, want op dat vlak liggen de grootste kansen”, sluit Bloos af. 

* De CET1 gaat van 8,6% in 2016 naar 10,5% in 2019. De LCR gaat volgens planning van de huidige 3% naar 4% in 2019.