5 aandachtspunten voor het aanpakken van radicalisering
Adviesbureau RadarAdvies heeft voor de overheid vijf aandachtspunten opgesteld voor het aanpakken van radicalisering onder jongeren. Volgens het bureau kunnen overheden, en specifieker gemeenten – wanneer zij de signalen van radicalisering vroegtijdig oppikken – de schade die deze kan hebben op jongeren, ouders en de gemeenschap beperken.
Radicalisering en extremisme staat, zeker sinds de aanslagen in Parijs, hoog op de agenda van nationale en internationale overheden. Sinds 2012 ondersteunt en coördineert organisatieadviesbureau RadarAdvies, in opdracht van de Europese commissie, het Europese Radicalisation Awareness Network (RAN).
Dit netwerk brengt professionals uit de verschillende EU lidstaten bij elkaar om kennis en ervaringen uit te wisselen. RAN is gericht op de preventie van radicalisering en gewelddadig extremisme. Vanuit deze rol heeft RadarAdvies naar eigen zeggen veel ervaring opgedaan, die zij willen delen met gemeenten die te maken krijgen met deze problematiek.
Want volgens RadarAdvies kunnen in iedere gemeente jongeren leven die zich beraden op extreme stappen. “Door individuele problematiek of sociale spanningen voelen ze zich aangetrokken tot groeperingen die radicaliseringsprocessen aanwakkeren, of zijn daar vatbaarder voor. Het is belangrijk om zulke ontwikkelingen vroegtijdig te signaleren. Want dat is het stadium waarin nog relatief veel te bereiken valt. De schade voor de betreffende jongere, ouders en gemeenschap kan dan beperkt blijven”, aldus RadarAdvies. Met name gemeenten zelf spelen dus een essentiële rol voor het voorkomen van mogelijke excessen of de verdere radicalisering van deze jongeren.
Om hen daarbij te helpen heeft RadarAdvies onlangs vijf aandachtspunten (De vijf G’s) opgesteld:
Allereerst tonen onderzoek en ervaringen volgens RadarAdvies aan dat radicaliserende jongeren vooral te herkennen zijn door hun gedragsveranderingen.
RadarAdvies: “Alle jongeren gedragen zich immers wel eens tegendraads, schoppen tegen bestaande instituties en laten een eigen, soms extreem geluid horen. Dat hoort bij het opgroeien. Bovendien bestaan er geen uiterlijke kenmerken om een geradicaliseerde of naar radicalisering neigende jongere te herkennen. Door het veranderde gedrag te bespreken, wordt duidelijk welke problemen er spelen. Er kan sprake zijn van bijvoorbeeld depressie, schulden of verslaving, maar het kan ook gaan om (eerste) stappen richting radicalisering.” Gemeenten moeten volgens RadarAdvies daarom investeren in kennis voor de betrokken professionals.
Verder ontstaat ontstaat radicalisering volgens RadarAdvies niet uit het niets, maar is het een geleidelijk proces van vallen, opstaan, doorgaan en tegenslagen al dan niet te boven komen. Binnen dat proces zijn er bepalende momenten, ontmoetingen en ervaringen (interventies) die iemand een volgende stap laten zetten. (Psychologische) problemen zorgen daarbij vaak voor een grotere vatbaarheid. Van familie en vrienden kunnen daarentegen weer dempende impulsen uitgaan.
Ook wijst RadarAdvies op het belang van samenwerking tussen alle partijen voor een gezamenlijk beeld en aanpak: “Gemeentelijke partners hebben dagelijks te maken met jongeren. In het onderwijs, op straat of via ondersteuning en zorg. Die partners werken met de gemeente samen via sociale (wijk)teams, van waaruit ook gesprekken plaatsvinden met inwoners.
In sommige gemeenten is de expertise rondom veiligheid georganiseerd in afzonderlijke SAVE-teams (SAmenwerken aan VEiligheid – samenwerkingsverband van Samen Veilig Midden-Nederland, Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland en William Schrikker Groep, ondersteund door Eigen Kracht Centrale)”, licht RadarAdvies toe.
Volgens het adviesbureau is het daarnaast essentieel dat wordt aangesloten op deze multidisciplinaire overleggen. Gemeenten moeten radicalisering niet als iets exotisch zien, maar het opnemen als onderdeel van het al bestaande pallet van domeinen en in die context met elkaar bespreken, aldus RadarAdvies: “Bij afzonderlijke signalen, alleen vanuit school, straat of huis, gaan meestal namelijk nog geen alarmbellen rinkelen. De ernst van de situatie blijkt pas door de signalen samen te voegen en met elkaar te bespreken”, zo luidt de conclusie.
Lokaal kan het sociaal (wijk)team in combinatie met het SAVE-team een gezamenlijk beeld schetsen, maar dat kan ook regionaal gebeuren via bijvoorbeeld het veiligheidshuis, stelt RadarAdvies, dat gemeenten aanraadt verschillende escalatiemodellen op elkaar af te stemmen om tot een effectieve aanpak te kunnen komen.
Het volgende aandachtspunt is volgens RadarAdvies het creëren van een gezond opvoedklimaat en een hoge weerbaarheid onder jongeren. RadarAdvies: “Voorkomen is beter dan genezen. Daarom moet bestaand gemeentelijk beleid er mede op zijn gericht om preventief een goed opvoedklimaat te creëren. Ter voorkoming van radicalisering en om de weerbaarheid van kinderen en jongeren te verhogen. Bijvoorbeeld op school en via CJG of jongerenwerk, maar ook door jeugdwerkloosheid en voortijdig schoolverlaten aan te pakken. Bovendien moeten taboes in de opvoeding aan de orde kunnen komen.”
Tot slot wijst het bureau op de noodzaak voor een gespecialiseerde aanpak voor jongeren die terugkeren naar een gemeente. In eerste instantie zijn dan politie en justitie, al dan niet landelijk, aan zet. Maar een monitor van zulke jongeren in hun thuisomgeving kan belangrijke informatie opleveren over de stand van zaken of te verwachten ontwikkelingen, adviseert RadarAdvies. Tegelijkertijd is er in veel gevallen nazorg nodig, in de vorm van een (gespecialiseerde) persoonsgerichte aanpak gericht op deradicalisering en re-integratie.