Gendergelijkheid voegt 12 biljoen toe aan economie
Wereldwijd krijgen vrouwen nog steeds te maken met aanzienlijke barrières ten aanzien van economische en sociale gelijkheid met mannen. Hoewel de behandeling van vrouwen door individuen, bedrijven en instellingen afhankelijk is van een grote hoeveelheid morele en sociale factoren, kan het wegnemen van zowel de impliciete als expliciete barrières voor gendergelijkheid een aanzienlijke impuls geven aan de wereldeconomie. Volgens een nieuw onderzoek van McKinsey kan gelijkheid tussen man en vrouw jaarlijks tussen de $12 biljoen en $28 biljoen toevoegen aan het wereldwijde BBP in 2025.
Als het gaat om de rol die vrouwen spelen in de maatschappij, blijft gebrek aan gendergelijkheid een van de hardnekkigste problemen wereldwijd. Hoewel de belangrijkste vraagstukken bij dit probleem zich bevinden in het morele en sociale domein, worden de vooruitzichten voor vrouwen in de samenleving ook gevormd door een verzameling politieke, economische en culturele barrières. Voor miljoenen vrouwen zijn de mogelijkheden en beperkingen voor wat zij in hun leven kunnen bereiken voornamelijk afhankelijk van waar ter wereld zij worden geboren. Niet alleen de locatie, maar ook de sociaaleconomische klasse waarin zij opgroeien, zijn van invloed op de rechten die vrouwen hebben in de samenleving en de kansen die hen geboden worden in het bedrijfsleven.
Dergelijke drempels die gendergelijkheid tegengaan komen echter met een flinke prijs, zowel voor de vrouwen zelf als voor de wereldeconomie. Dat blijkt uit een recent onderzoeksrapport van McKinsey & Company, getiteld ‘The Power of Parity’. In het onderzoek beoordeelden de consultants de omstandigheden van vrouwen in 95 landen wereldwijd, gezamenlijk goed voor 93% van de totale vrouwelijke wereldpopulatie en voor 95% van de economische activiteit. Deze omstandigheden werden vervolgens vertaald naar het economische potentieel van gendergelijkheid voor de wereldeconomie.
In de huidige situatie verschilt het economisch potentieel van vrouwen aanzienlijk van dat van mannen. De vrouwen in de 95 geanalyseerde landen genereren volgens de analyses van McKinsey 37% van het wereldwijde BBP, ondanks dat zij 50% van de wereldwijde beroepsbevolking uitmaken. Deze wereldwijde gemiddelde bijdrage aan het BBP doet echter geen recht aan de aanzienlijke regionale verschillen. Zo is het regionale aandeel van vrouwen in de inkomsten van India slechts 17%, in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) 18%, en 24% in Zuid-Azië (zonder India). In Noord-Amerika en Oceanië, China, en Oost-Europa en Centraal Azië ligt dit aandeel op 40% of meer.
Bovendien voeren vrouwen wereldwijd rond de 75% van al het onbetaalde werk uit. McKinsey schat dat het onbetaalde werk van vrouwen wereldwijd een gecombineerde output tot zo’n $10 biljoen per jaar bedraagt. Zelfs met deze voorzichtige schatting is dit bedrag gelijk aan 13% van het wereldwijde BBP.
Om de verschillen in ongelijkheid tussen verschillende landen inzichtelijk te maken heeft het consultancybureau een model ontwikkeld dat bestaat uit 15 factoren verdeeld over vier hoofdcategorieën: gendergelijkheid in werk, in de samenleving, rechtsbescherming en politieke inspraak, en fysieke veiligheid en autonomie. De scores voor de eerste twee categorieën zijn gebaseerd op de prestatie ten opzichte van gelijkheid. Daarbij wordt lage ongelijkheid gedefinieerd als binnen 5% van pariteit, middelmatige ongelijkheid als tussen de 5% en 25%, hoge ongelijkheid tussen de 25% en 50% en extreem hoge ongelijkheid als meer dan 50% verwijderd van pariteit. Voor de andere twee categorieën zijn een aantal factoren gedefinieerd, waaronder rechtsbescherming, de geslachtsverhouding bij geboorte, kinderhuwelijken en geweld tegen vrouwen. Hierbij zijn de scores over het algemeen afhankelijk van de afstand van gelijkheid / geen overwicht van een van de geslachten.
Op het gebied van genderongelijkheid op de werkvloer is leiderschap wereldwijd de factor waarin de grootste ongelijkheid bestaat, gevolgd door onbetaalde zorgwerkzaamheden – vrouwen spenderen drie keer zoveel uur aan onbetaald verzorgingswerk als mannen. In landen als India en Pakistan zijn vrouwen zelfs bijna tien keer zoveel tijd kwijt als mannen aan deze activiteiten. Verder bestaan er in 21 van de 78 landen die werden geanalyseerd, extreem grote of grote kloven in het aandeel van vrouwen in de professionele en technische beroepsbevolking ten opzichte van mannen. Ook blijven inkomensverschillen tussen mannen en vrouwen voor hetzelfde werk een belangrijk probleem, hoewel het voor deze kloof tussen de seksen moeilijker is om harde conclusies te trekken, aldus de auteurs.
Als het gaat om gendergelijkheid in de samenleving, is er sprake van iets minder ongelijkheid. De onvervulde behoefte aan familieplanning is in 82 van de 94 geanalyseerde landen een middelmatig ongelijkheidsprobleem. Toch zijn er nog 197 miljoen vrouwen wereldwijd die zwangerschap willen voorkomen, maar geen toegang hebben tot of gebruik maken van anticonceptie. De kloof in onderwijsniveaus is in veel regio’s kleiner geworden, maar nog steeds behalen vrouwen in 17 van de 95 onderzochte landen minder dan 75% van het onderwijsniveau van mannen.
In termen van rechtsbescherming en politieke inspraak, worden vrouwen wereldwijd in extreme mate onderdrukt. Politieke participatie van vrouwen is wereldwijd extreem laag – het aantal vrouwen in ministeriële en parlementaire rollen is wereldwijd maar 22% van het aantal mannen dat dergelijke rollen vervult. Zelfs in ontwikkelde landen – en democratieën – als het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten ligt het aandeel vrouwen respectievelijk op slechts 24% en 34%. Op het gebied van fysieke veiligheid, blijft geweld tegen vrouwen een belangrijk probleem. Uit het onderzoek blijkt dat bijna 30% van alle vrouwen wereldwijd, of 723 miljoen vrouwen, het slachtoffer zijn geweest van geweld.
Het effect dat ongelijkheid heeft op de economie blijft in alle regio’s aanzienlijk. Tot wel 26% van het potentiële wereldwijde BBP in 2025 kan worden misgelopen, wanneer vrouwen niet hun volle economische potentieel kunnen vervullen. McKinsey voegt echter toe dat het streven naar volledige gelijkheid wellicht te ambitieus is en buiten de sociale normatieve omstandigheden van de samenleving zou kunnen vallen. Het doel om landen regionaal op dezelfde lijn te brengen met het best presterende buurland is volgens het rapport beter haalbaar. Als het ‘beste-in-de-regio’ scenario wordt behaald zou het wereldwijde BBP tegen 2025 met tot wel $12 biljoen per jaar kunnen stijgen, wat gelijk staat aan ongeveer 42% van het potentieel dat in het meest optimistische scenario wordt geschetst. Ter vergelijking, $12 biljoen is ongeveer gelijk aan het huidige BBP van Japan, Duitsland en de UK bij elkaar, of een BBP-groei van 1,0% per jaar ten opzichte van de voorspellingen voor het BBP als er niets verandert.
Vanuit een regionaal perspectief kan het overbruggen van de genderkloof bijvoorbeeld in India $0,7 biljoen aan het BBP toevoegen in 2025, en in het gehele Midden-Oosten zo’n $0,6 biljoen. In China zou in het ‘beste-in-de-regio’ scenario een extra $2,5 biljoen aan het BBP kunnen worden toegevoegd, en in West-Europa zou de jaarlijkse BBP met $2,1 biljoen worden vergroot.