Duurzaamheid in de publieke sector: ‘Neem nu de regie’
Vanaf dit jaar moeten bedrijven in de Europese Unie rapporteren over hun duurzaamheid. Deze richtlijn geldt niet voor publieke instellingen. Toch kan het lonen om zelf het initiatief te nemen en óók verantwoording af te leggen, schrijven Bart Blomjous en Juwi Liu van Deloitte.
Publieke instellingen vallen niet onder de Europese richtlijn voor duurzaamheidsrapportage, de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Zij hebben echter wel een enorme impact op het stimuleren van positieve veranderingen voor klimaat, milieu en maatschappij.
Van publieke instellingen wordt namelijk steeds meer verwacht dat ze een duidelijke bijdrage leveren – en daar transparant over zijn.
Niet verplicht, wel doen
Duurzaamheid is een vast onderwerp geworden op de agenda van publieke organisaties. Die ontwikkeling wordt nog extra aangezwengeld door de groeiende eisen van stakeholders en hun verantwoordingsplicht, denk aan banken en zorgverzekeraars. Maar de grote vraag is: hoe ga je om met deze eisen en verwachtingen die niet direct voorkomen uit wettelijke verplichtingen?
Voor een goed antwoord is het belangrijk dat publieke organisaties zelf de regie nemen. En dat betekent dat ook zij aan de slag moeten gaan met het monitoren en rapporteren van hun inspanningen op het gebied van duurzaamheid.
Zie verantwoording als een middel
Duurzaamheidsverantwoording stelt organisaties in staat hun prestaties op dit gebied te meten, te monitoren en voor anderen inzichtelijk te maken. Het zorgt voor meer transparantie en betere risicobeheersing en het stimuleert continue verbetering. Stakeholders maken beter geïnformeerde keuzes over thema’s die voor hen van belang zijn.
En goed om te beseffen: deze vorm van verantwoording is niets meer of minder dan een middel om tot echte duurzame verandering te komen – dus geen doel op zich.
Hou de druk van regels en lasten in de hand
Wanneer publieke instellingen nu zelf de regie nemen en hun duurzaamheidsverantwoording vormgeven, merken zij daar de voordelen van. Door zich te richten op uitsluitend de relevante criteria, kunnen ze de regel- en lastendruk in de hand houden en flexibele, toegespitste duurzaamheidsrapportages ontwikkelen.
Doen zij dat niet, dan zal de maatschappelijke druk alleen maar toenemen. En dat kan juist leiden tot ongewenste ontwikkelingen: denk aan meer regulering en bureaucratie, met als mogelijk risico een disbalans tussen duurzaamheidsverantwoording en -verandering.
Niet allemaal het wiel opnieuw uitvinden
We zien dat veel publieke organisaties voor dezelfde vragen en uitdagingen staan. Maar dat betekent niet dat zij allemaal opnieuw het wiel hoeven uit te vinden. Omdat zij niet hoeven te concurreren, kunnen zij de handen ineenslaan en samenwerken, wat hen in staat stelt duurzaamheidsgebieden te identificeren die voor allen relevant zijn. Zo kan kennis worden gedeeld en kunnen kosten worden gespreid, waardoor binnen de sector een zekere mate van uniformiteit kan ontstaan.
Idealiter leidt dit tot een verantwoording die onderling vergelijkbaar is, invulling geeft aan de informatiebehoefte en de administratieve last tot een minimum beperkt. Met als grote winst dat ook kleinere instellingen van deze ontwikkelingen profiteren en hun verduurzaming kunnen versnellen. Daarmee zijn dus niet alleen de koplopers geholpen – zo draagt de samenwerking bij aan de verduurzaming van de hele sector op een verantwoorde wijze.
Over de auteurs: Bart Blomjous is Director bij Deloitte. Juwi Liu is Senior Manager bij Deloitte.