Nederlandse digitale infrastructuur heeft economische waarde van €24 miljard
Onze digitale infrastructuur heeft een economische waarde van zo’n €24 miljard. Dat blijkt uit onderzoek van Ecorys.
De afgelopen decennia is de Nederlandse maatschappij almaar afhankelijker geworden van zijn digitale infrastructuur. De Covid-19-pandemie onderstreepte dat nog meer eens even. Ondanks de coronamaatregelen konden talloze organisaties via het internet hun operaties (deels) draaiende houden.
De komende jaren neemt het belang van onze digitale infrastructuur naar alle waarschijnlijkheid alleen maar verder toe. Dat vormde voor het ministerie van Economische Zaken & Klimaat (EZK) een reden om deze infrastructuur eens grondig te laten onderzoeken. Op basis daarvan kunnen immers betere beleidskeuzes worden gemaakt.
Voor het onderzoek schakelde EZK Ecorys in. Het onderzoeks- en adviesbureau voerde een maatschappelijke kosten- en batenanalyse uit. Het hoofddoel hiervan: een overzicht ontwikkelen van de economische activiteiten die vallen onder de Nederlandse digitale infrastructuur.
Toegevoegde waarde: €24,3 miljard
Ecorys becijfert dat de toegevoegde economische waarde van onze digitale infrastructuursector uitkomt op €24,3 miljard. Omgerekend is dat zo’n 2,4% van het Nederlandse bbp. “Het gebruik van de digitale economie in Nederland is hierin nog niet meegenomen”, merkt Ecorys op.
De onderzoekers rekenen iets meer dan 3.800 bedrijven tot de Nederlandse digitale infrastructuursector. Daarbinnen werken bij elkaar opgeteld een slordige 200.000 professionals, die jaarlijks zo’n €41 miljard omzetten.
Uit cijfers van het CBS blijkt dat de toegevoegde waarde van onze digitale infrastructuursector per werknemer tweemaal hoger ligt dan het Nederlandse gemiddelde. “Relatief gezien wordt er dus veel maatschappelijke waarde gecreëerd door de bedrijvigheid in de digitale infrastructuursector”, concludeert Ecorys.
Uit andere cijfers van het statistiekbureau blijkt dat 80% van alle Nederlandse werknemers gebruikmaakt van het internet. Omgerekend zijn dus zo’n 7,8 miljoen professionals afhankelijk van onze digitale infrastructuur.
“Wanneer dit aandeel naar rato wordt gebruikt, is de aanwezigheid van de digitale infrastructuur in Nederland medeverantwoordelijk voor €776 miljard aan toegevoegde waarde”, schrijft Ecorys.
Ecologische voetafdruk
Kijkend naar de kosten die tegenover deze baten staan, nam Ecorys onder meer de ecologische voetafdruk van de Nederlandse digitale infrastructuursector onder de loep: Hoeveel grondstoffen en energie verbruikt de sector? En hoeveel CO2-uitstoot gaat daarmee gepaard?
Dat zijn allerminst vergezochte vragen. De digitale infrastructuur is continu in bedrijf. Denk alleen al aan alle telecomnetwerken en datacenters, die volgens verschillende onderzoeken heel wat energie slurpen. Nu is dat niet per se onwaar, maar wel onvolledig, menen de onderzoekers.
Onze digitale infrastructuursector neemt jaarlijks zo’n 0,65% van het totale Nederlandse energieverbruik voor zijn rekening. In relatieve termen valt het dus best mee. En bekeken per werknemer is de digitale infrastructuursector zelfs één van de minst energie-intensieve sectoren van ons land, stelt Ecorys.
Ministeriële reactie
Verantwoordelijk (demissionair) minister Micky Adriaansens (VVD) reageert in een brief aan de Tweede Kamer op het onderzoek van Ecorys. Daarin benoemt ze onder andere dat de digitale infrastructuursector voor de rest van de maatschappij een randvoorwaarde schept om te kunnen verduurzamen.
“Anderzijds gaat het evengoed om een flinke bijdrage aan ons nationale energieverbruik”, aldus Adriaansens. “Daarom blijf ik stimuleren dat de sector deze footprint verder weet te beteugelen en terug te dringen.”
Verder laat Adriaansens zich uit over de meerwaarde van het onderzoek van Ecorys. “Ik zie dit als een foto van de huidige situatie”, zegt ze over de resultaten. “Daarom beschouw ik dit overzicht als een stevig vertrekpunt voor een nieuw kabinet om op nationaal en Europees niveau verder te werken aan nieuwe beleidsstappen om onze digitale infrastructuur te behouden en verder te versterken.”