‘Verschuif meer covidzorg naar eerste lijn of bij mensen thuis’
Thuismonitoring, wijkverplegingshotels en regionale zorgcoördinatiecentra kunnen een belangrijke rol gaan spelen in de behandeling van coronapatiënten. Zo stelt strategisch adviesbureau IG&H, dat in opdracht van het ministerie van VWS het handelingsperspectief rond de omikronvariant inventariseerde. Minister Ernst Kuipers gebruikt de bevindingen voor zijn toekomstige coronabeleid.
Met de komst van omikron is de coronapandemie een nieuwe fase ingegaan. Weliswaar een stuk besmettelijker, blijkt de nieuwe variant veel minder vaak tot ziekenhuisopnames te leiden. Daarmee verschuift de grootste druk van ziekenhuizen naar de eerste lijn.
IG&H keek voor zijn rapport ‘Kortetermijn scenario in verband met de omikronvariant’ onder meer naar de praktijk voor mogelijkheden om de zorg optimaal in te richten aan de hand van deze nieuwe situatie.
Ten eerste kan thuismonitoring breder worden ingezet, zodat coronapatiënten vaker in eigen huis kunnen herstellen. Bas Leerink, hoofd van IG&H’s zorgpraktijk, wijst op bestaande initiatieven waarbij de longarts of internist op afstand de verantwoordelijkheid voor de patiënt blijft dragen. “Daarmee voorkomen zij extra druk op eerste lijn en maken ruimte in het ziekenhuis.”
Om verdere productiviteitswinst te boeken in de eerste lijn kunnen zogeheten wijkverpleginghotels worden opgetuigd. Dit zijn centrale locaties in een regio waar wijkverpleegkundigen van verschillende organisaties thuiszorg leveren. De hotels kunnen patiënten opvangen die niet thuis kunnen verblijven of nog niet genoeg zijn hersteld om naar huis te gaan.
Bij patiënten met een hoge zorgvraag biedt een verblijf op zo’n centrale locatie meer efficiëntie in de inzet van zorgmedewerkers en middelen. Wijkverpleegkundigen en huisartsen zouden bijvoorbeeld minder reistijd kwijt zijn. Met de wijkverpleginghotels is al geëxperimenteerd in onder meer de Achterhoek en Limburg. Het concept kan volgens IG&H dusdanig worden opgeschaald dat 6.700 bedden ontstaan.
“Een wijkverpleginghotel kan extra capaciteit opleveren, maar je moet wel de goede locatie hebben en een goed afgebakende doelgroep”, stelt Leerink tegenover Zorgvisie. “Het hoeft geen hotel te zijn maar kan ook een vleugel zijn in verpleeghuis. Zo’n afdeling moet niet te groot zijn: maximaal dertig tot veertig patiënten. En het is belangrijk om ook de mantelzorgers uit te nodigen. Hiermee blijft de zorg voor de patiënt intact.”
Een derde verbetermogelijkheid betreft regionale coördinatie, waarmee in Utrecht al een begin is gemaakt. “Een team van verschillende zorgverleners handelt acute zorgvragen af waardoor patiënten direct op de goede plek terechtkomen”, legt Leerink uit. “Dat scheelt veel tijd van medewerkers.”
Aan het begin van de crisis werd al het Landelijk Centrum Patiënten Spreiding (LCPS) opgezet, dat in de eerste maanden door Leerink werd geleid. Dit LCPS heeft ook regionale afdelingen, maar de daar aanwezige kennis is niet voor iedere zorgverlener beschikbaar. Leerink pleit er daarom voor dat deze informatie wordt gedeeld met onder meer huisartsen en wijkverpleging. “Daar is nog veel in te winnen.”
Een zo normaal mogelijke manier van leven
Ernst Kuipers, de kersverse zorgminister, liet in een brief aan de Kamer weten dat hij de adviezen van IG&H gebruikt in zijn korte- en langetermijnstrategie in de bestrijding van corona. Daarin zijn het openhouden van de samenleving en het toegankelijk houden van de zorgketen de twee belangrijkste doelstellingen.
“We bewegen met de herziene doelstellingen weg van uitsluiting van risico’s naar meer beheersing daarvan en naar een zo normaal mogelijke manier van leven”, aldus de minister.
Het toegankelijk houden van de zorg is een thema dat ook vóór corona al hoog op de zorgagenda stond: door de toenemende vergrijzing en oplopende personeelstekorten in de zorg wordt het steeds moeilijker om de zorg betaalbaar en toegankelijk te houden. Ook voorbij de coronacrisis kunnen de adviezen die IG&H aandraagt daarom bruikbaar zijn voor de sector.