Financiële problemen van jeugdzorginstellingen lopen op
De jeugdzorg in ons land kampt met grote financiële problemen. Dat blijkt uit een gezamenlijk onderzoek van Intrakoop en Verstegen Accountants & Adviseurs.
“Uit onze analyse blijkt dat de jeugdzorgsector financieel gezien in een deplorabele toestand verkeert”, vertelt Richard Janssen, hoogleraar zorgbestuurskunde, in het voorwoord van het rapport van zorginkoopcoöperatie Intrakoop en Verstegen Accountants & Adviseurs, die samen de afgelopen maanden 262 jaarverslagen (2019) van jeugdzorgorganisaties onder de loep namen. De onderzochte instellingen hebben bij elkaar opgeteld een omzet van €2,55 miljard, wat overeenstemt met 85% van de totale omvang van de jeugdzorgsector.
Naar voren komt onder meer dat het aantal jeugdzorgorganisaties met rode cijfers de afgelopen drie jaar met ruim 70% is toegenomen: in 2017 boekten 47 instellingen verlies, in 2018 waren dat er 60 en afgelopen jaar ging het om 80 instanties. Jeugdzorgorganisaties die nog wel winst boekten zagen het rendement echter meer dan halveren: in 2018 bedroeg het sectorbrede resultaat zo’n €27 miljoen, in 2019 bijna €13 miljoen, waarmee het gemiddelde rendement in een jaar tijd is gedaald van 1% naar 0,5%.
Vooral problemen bij grotere jeugdzorgorganisaties
Uit de analyse komt naar voren dat in 2019 vooral grotere instellingen het financieel zwaar hadden. Zo hebben kleinere jeugdzorgorganisaties (met een omzet tot €10 miljoen) een winstmarge van 3,5%, bij middelgrote instellingen (met een omzet tot €25 miljoen) gaat het om 0,6%, terwijl voor grotere organisaties (met een omzet tussen de €25 miljoen en de €150 miljoen) -0,6% staat genoteerd.
De grote instellingen, ook wel “systeemorganisaties” genoemd, werken over het algemeen met een complexere doelgroep, leveren doorgaans gespecialiseerde zorg, leiden zorgprofessionals op en doen onderzoek naar nieuwe therapieën. “Deze instellingen vormen een onmisbaar onderdeel van de infrastructuur die nodig is om het totale palet aan zorg, samen met andere en kleinere organisaties, in een regio te kunnen bieden”, aldus hoogleraar Janssen, die de cijfers daarom “zorgwekkend” noemt.
Administratieve overbelasting
Uit eerder onderzoek van Berenschot blijkt dat de zorgsector steeds meer tijd kwijt is aan administratieve taken. De grotere jeugdzorgorganisaties zijn hier geen uitzondering op en kampen dus ook met hoge administratieve lasten. Dit komt vooral door de decentralisatie van de jeugdzorg. Sinds 2015 zijn gemeenten hier verantwoordelijk voor. Deze hanteren vaak echter afwijkende regels, wat zorgorganisaties die actief zijn in meerdere regio’s bij het afsluiten van contracten jaarlijks veel extra tijd en dus geld kost.
“Door steeds verder uit elkaar lopende regels en voorwaardes van gemeenten en regio’s worden zorginstanties opgezadeld met onevenredig zware administratieve lasten”, vertelt Janssen, die verder aangeeft dat in een gedecentraliseerd jeugdzorgstelsel zonder collectieve randvoorwaarden “een structurele zwakte” huist. Daarom zijn verbeteringen op dit vlak noodzakelijk, concludeert hij: “De jeugd is immers onze toekomst.”
Blik op de toekomst
De hoge administratieve lasten worden onder andere veroorzaakt door de vele korte contracten (van één jaar) tussen gemeenten en jeugdzorginstellingen. Afgelopen juni is echter met alle Nederlandse gemeenten afgesproken om de tijdsduur van deze contracten op te schroeven.
“Dit moet er voor zorgen dat jeugdzorginstanties minder administratieve lasten hebben en meer tijd aan hun primaire taken kunnen besteden. Of deze afspraak het gewenste effect oplevert, wordt pas in 2021 duidelijk, wanneer de cijfers voor 2020 worden gepresenteerd”, besluit Janssen.