Zorgen sterfgevallen voor een ongelijk speelveld tussen verzekeraars?

17 april 2019 Consultancy.nl 5 min. leestijd
Meer nieuws over

Significant heeft in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de zorgkosten voor overlijden onder de loep genomen. Hierbij is onderzocht of deze kosten kunnen leiden tot een ongelijk speelveld tussen verzekeraars. Terwijl het onderzoek laat zien dat de kosten rond sterfgevallen relatief weinig invloed hebben op de financiële resultaten van de verzekeraars, ziet Significant wel mogelijkheden om sterfte en de kosten daarvan beter te voorspellen.

Doodgaan is duur. Uit onderzoek blijkt dat iemands zorgkosten in zijn of haar laatste levensjaar 15 keer hoger zijn dan gemiddeld. Bij mensen onder de 65 die in hun laatste levensjaar verkeren zijn deze zelfs 27 keer hoger. Zo zadelen sterfgevallen verzekeraars op met flinke verliezen: iemand die in een bepaald jaar overlijdt zorgt voor zo’n €10.000 verlies bij diens verzekeraar. Aangezien een verzekerde gemiddeld halverwege een verzekerdenjaar sterft, zijn de kosten over een heel jaar zelfs ongeveer het dubbele. 

Het kwantificeren van de financiële aspecten van doodgaan roept wellicht weerzin op. Het speelt echter een belangrijke rol in ons sociale zorgverzekeringssysteem, waarin de hele samenleving bijdraagt aan de hoge zorgkosten van een relatief kleine groep mensen. Om te garanderen dat iedereen die dat nodig heeft daadwerkelijk zorg kan ontvangen, kent dit systeem de acceptatieplicht en een verbod op premiedifferentiatie: verzekeraars mogen niemand weigeren en de premie moet voor iedereen gelijk zijn. 

Verzekeraars hebben hierdoor echter geen controle over de samenstelling van hun verzekerdenpopulatie en de hieraan gerelateerde kosten. Om binnen ons sociale zorgverzekeringsstelsel een gelijk speelveld te behouden, is er risicoverevening. Alle zorgverzekeraars ontvangen jaarlijks van tevoren een vereveningsbijdrage uit het Zorgverzekeringsfonds. De hoogte hiervan wordt per verzekeraar berekend aan de hand van het risicoprofiel van zijn verzekerdenpopulatie. Zo wordt voorkomen dat verzekeraars prikkels krijgen tot risicoselectie, waarbij ze verzekerden met goede gezondheidsrisico’s selecteren en/of verzekerden met slechte gezondheidsrisico’s proberen te weren.

Zorgen sterfgevallen voor een ongelijk speelveld tussen verzekeraars?Om het systeem van risicoverevening zo goed mogelijk te laten functioneren, is het van belang goed inzicht te krijgen in de zorgkosten rond sterfgevallen. Het belangrijkste doel van het onderzoek van Significant was erachter te komen in hoeverre er sprake is van een ongelijk speelveld tussen verzekeraars, als gevolg van een ongelijke verdeling over verzekeraars van subgroepen van verzekerden met relatief veel sterfte. Hierbij is ook gekeken of de sterftekans van individuele verzekerden beter te voorspellen is. 

Sterfte en verlies

Terwijl de onderzoekers concluderen dat er tussen verzekeraars sterke verschillen bestaan in het aantal sterftegevallen onder de verzekerdenpopulatie, merken ze op dat dit slechts een zeer beperkte relatie vertoont met hun totaalresultaat: er zijn vele mogelijke factoren die dit resultaat beïnvloeden en sterfte komt relatief gezien maar zelden voor. Verder blijkt dat de verschillen in de prevalentie van sterfte tussen de verzekeraars grotendeels te verklaren zijn vanuit de kenmerken die al in de risicoverevening betrokken zijn. “Dit bevestigt het vermoeden dat de verschillen in sterftekansen afhankelijk zijn van populatiekenmerken”, aldus de onderzoekers. 

Er bestaat tussen de verzekeraars een beperkte afwijking – met een bandbreedte van 0,33% – tussen de werkelijke minus de voorspelde sterftekans. Hier ligt mogelijk nog ruimte voor optimalisatie van het systeem: “Het risicovereveningsmodel lijkt voor deze nog onverklaarde verschillen in sterfte tussen verzekeraars niet te compenseren.” Terwijl de voorspelbare gemiddelde kosten van overlijden per saldo grotendeels in de risicovereveningssystematiek lijken te zijn verwerkt, ziet Significant toch nog de mogelijkheid dat risicoselectie op sterftekansen tot op zekere hoogte kan lonen. Erachter komen of het toevoegen van een vooraf voorspelde sterftekans uitkomst biedt vergt volgens het bureau nader onderzoek.

Verder wordt geconcludeerd dat de meerkosten gerelateerd aan een sterfgeval voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van populatiekenmerken, zoals leeftijd en morbiditeitskenmerken. Omdat het om meerkosten gaat, worden deze populatieverschillen niet van tevoren gecompenseerd. De onderzoekers geven aan dat het zinvol is om te onderzoeken of de hieraan gerelateerde verliezen in evenwicht zijn met de mogelijk op een vergelijkbare manier populatieafhankelijke winst op levende verzekerden. 

Doodsvoorspellingen

Tot slot is gekeken of er een model kan worden ontwikkeld om de kans op sterfte te berekenen. De onderzoekers stellen dat dit mogelijk is en hebben daarmee al een begin gemaakt door de bestaande risicovereveningsklassen in te zetten als voorspellers: “Dit model blijkt sterfte al redelijk te voorspellen.” Ze voegen echter toe dat de sterftekans geen lineair verband houdt met het resultaat voor verzekeraars. “Of het toevoegen van sterftekansen als voorspeller van zorgkosten in staat is om het risicovereveningsmodel te verbeteren vergt nader onderzoek”, merken ze op. 

Extra factoren die in een mogelijk voorspellingsmodel kunnen worden meegenomen zijn onder meer multimorbiditeit, de zorgkosten in voorgaande jaren, het medicijngebruik en verweduwing. Er zijn echter ook factoren die het voorspellen bemoeilijken. Zo tellen zorgkosten die onder de Wet langdurige zorg vallen niet mee voor de risicovereveningssystematiek.