Gereguleerde wietteelt in Nederland: de stand van zaken
De legalisering van de teelt en aanvoer van cannabis wordt nog altijd geblokkeerd door het huidige gedoogbeleid. Sinds Rutte-III lijkt daar mogelijk verandering in te komen. Het kabinet wil bij wijze van experiment in een aantal gemeenten ook de achterdeur van coffeeshops gaan reguleren. Veel gemeenten staan welwillend tegenover dit idee, maar beslist niet tegenover de precieze invulling daarvan door het kabinet.
Formeel is iedereen die in Nederland in het bezit is van welke hoeveelheid soft- of harddrugs dan ook in overtreding. Toch telt ons land ruim 500 coffeeshops, waar volwassenen per dag maximaal vijf gram cannabis kunnen kopen zonder dat de politie optreedt. Deze constructie staat ook wel bekend als het veelbesproken gedoogbeleid, waarmee de overheid een scheiding probeert te handhaven tussen de handel in soft- en harddrugs, met als doel softdrugs buiten de criminaliteit te houden. Dat blijkt echter maar deels te lukken.
De meeste softdrugs wordt op gereguleerde wijze verkocht aan de ‘voordeur’ (van een coffeeshop), maar gelijktijdig staat de ‘achterdeur’ zonder enige vorm van controle wagenwijd open. De teelt en aanvoer van cannabis is namelijk niet gereguleerd. Daarmee bevordert de open achterdeur bovenal criminaliteit, maar ook gevaarlijke situaties. Denk aan wietplantages met amateuristische bedradingssystemen op zolders van rijtjeshuizen die meer dan eens vlam vatten. Bovendien loopt de Nederlandse staat honderden miljoenen euro’s aan inkomsten mis, simpelweg omdat over illegaal geproduceerde goederen zoals cannabis geen belasting wordt geheven.
Het moet anders
Al vele jaren ligt het gedoogbeleid onder vuur. Keer op keer worden telers veroordeeld, terwijl de consumentenverkoop van hun producten zich haast geruisloos voltrekt. Verschillende rechters spreken van een onwerkbare situatie. Zo verklaarde de rechtbank te Groningen in 2014 twee henneptelers schuldig zonder ze een straf op te leggen. Volgens de rechter sloot de teelt van de kwekers namelijk aan bij het gedoogbeleid. De twee verbouwden hun planten verantwoord en op een veilige locatie, veroorzaakten geen overlast, tapten de elektriciteit niet illegaal af én droegen – nota bene op advies van de fiscus – belasting af over hun opbrengsten.
Mede door die beslissing van de rechter nam de druk op het cannabisbeleid in Nederland verder toe. Zo ver zelfs, dat het kabinet Rutte-III eind 2017 in zijn regeerakkoord experimenten met gereguleerde cannabisteelt aankondigde: “Er komt wet- en regelgeving ten behoeve van uniforme experimenten met het gedoogd telen van wiet voor recreatief gebruik. […] Het doel van de experimenten is om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde wiet gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kan worden en wat de effecten hiervan zijn.”
Om de plannen vorm te geven, schakelden Ferdinand Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, en Bruno Bruins, minister voor Medische Zorg en Sport, de hulp in van een adviescommissie. Deze stond onder leiding van André Knottnerus (hoogleraar Huisartsgeneeskunde in Maastricht) en werd ondersteund door adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF). De commissie presenteerde zijn advies op 20 juni 2018 aan de twee ministers, die na de bestudering ervan een conceptwetsvoorstel schreven.
In het rapport gaat de commissie in op hoe een volledig gereguleerde cannabisketen – lees: zowel voor- als achterdeur – er uit zou kunnen zien en hoe het effect hiervan op de volksgezondheid, criminaliteit, veiligheid en overlast gemeten kan worden. Naar voren komt dat een experiment met zo’n gereguleerde keten nuttig en haalbaar is. De commissie is hieromtrent wel kritisch: “De uitvoering ervan stelt hoge eisen aan teelt, distributie, verkoop, preventie en toezicht. Daarom moeten duidelijke voorwaarden gesteld worden aan de ketenpartners ten aanzien van kwaliteit, veiligheid en integriteit. Ook zijn een gedegen procesevaluatie en vergelijkend effectonderzoek nodig.”
Maar niet op deze manier
De experimenten worden uitgevoerd binnen meerdere grote en middelgrote Nederlandse gemeenten, volgens het regeerakkoord rond de “zes à tien”. Inmiddels zijn verschillende gemeenten benaderd om voor een periode van zo'n vier jaar binnen de gemeentegrenzen de productie van cannabis voor levering aan coffeeshops toe te staan. Terwijl veel gemeenten welwillend staan tegenover het idee van de experimenten, zien ze weinig in de door het kabinet gestelde regels. Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam, gaf daar in een brief aan Grapperhaus en Bruins blijk van: “Alle Amsterdamse coffeeshops zullen in één klap hun illegale leveranciers moeten afstoten. Het is niet denkbeeldig dat er op dat moment problemen met ‘de achterdeur’ zullen ontstaan.”
“Er zijn zoveel beperkende voorwaarden aan het experiment verbonden dat er bijna geen sprake meer is van een experiment.”
– John Jorritsma, burgemeester van Eindhoven
Daarnaast heeft Halsema veel kritiek op het geringe aantal soorten toegestane cannabis. Volgens de regels zijn er tijdens de experimenten tussen de tien en de vijftien wietsoorten toegestaan, voor hasj gaat het om vijf à tien soorten. Die variatie is volgens Halsema veel te beperkt. Ze veronderstelt dat hiermee de criminaliteit in de kaart wordt gespeeld: “In Amsterdam worden op dit moment honderden soorten verkocht. Dit brengt een risico op straathandel met zich mee, met alle openbare ordeproblemen van dien.”
Uit andere delen van ons land zijn vergelijkbare geluiden te horen. “Er zijn zoveel beperkende voorwaarden aan het experiment verbonden dat er bijna geen sprake meer is van een experiment”, zegt John Jorritsma, burgemeester van Eindhoven, in zijn brief aan de gemeenteraad. Ook onder Nijmeegse coffeeshophouders krijgen de huidige kabinetsplannen maar weinig steun. Zij struikelen over het ‘ingezetenencriterium’, wat inhoudt dat geen cannabis verkocht mag worden aan buitenlanders. In een brief aan de gemeenteraad uiten de coffeeshophouders hun zorgen: “Door de grensbewoners van Nijmegen niet uit de coffeeshops te weren, wordt voorkomen dat de illegale markt een extra financiële impuls krijgt.”
Ahmed Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam, schaart zich in een brief achter de woorden van collega's Halsema en Jorritsma: “Rotterdam heeft zo’n veertig coffeeshops. Wat zijn de gevolgen als coffeeshops niet mee willen doen, moeten we ze dan sluiten?” Aboutaleb stipt met zijn vraag een groot knelpunt van de kabinetsplannen aan. Alle coffeeshops binnen de grenzen van een gemeente moeten namelijk meedoen volgens de huidige regels. Als één van de veertig coffeeshops in Rotterdam niet wenst mee te werken, valt de gemeente al af. Bovendien zijn er voor coffeeshophouders goede redenen om niet deel te nemen aan het experiment.
Vooralsnog stopt het experiment na vier jaar, met een afrondingsfase van zes maanden. Deze tijdsafbakening is tijdens de coalitieonderhandelingen binnengesleept door het CDA en de ChristenUnie. De confessionele partijen, die grote moeite hebben met de legaliseringsexperimenten, vrezen namelijk dat zonder expliciete einddatum het experiment stilzwijgend de praktijk blijft. Ook al zou het experiment een groot succes worden, tot dusver moeten deelnemende coffeeshophouders zich na vierenhalf jaar in de legaliteit weer tot de illegaliteit wenden, simpel gezegd op commando van de overheid.
De rol die de Nederlandse staat na vierenhalf jaar experimenteren aanneemt is opmerkelijk te noemen. Paul Depla, burgemeester van Breda, gaat tegenover dagblad Trouw nog een stap verder: “Het is immoreel.” Minister Grapperhaus is zich bewust van de tekortkomingen van zijn plannen. Eind november liet hij de Tweede Kamer weten dat hij bereid was in gesprek te gaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), volgens de website van koepelorganisatie “nog deze maand” (november). Tot op heden zijn er nog geen details over de gesprekken tussen Grapperhaus en de VNG naar buiten gebracht.
Lees ook: De legale marihuanamarkt in Canada heeft een omvang van $4,34 miljard.