Lemat en RadarAdvies verbeteren integratieproces Eritrese statushouders
De grootste groep Afrikaanse vluchtelingen in Nederland komt vandaag de dag uit Eritrea. Stichting Lemat zet zich sinds enkele jaren in voor hun integratie. Hierbij wordt de stichting nu bijgestaan door RadarAdvies, dat meedenkt over de meest effectieve benadering.
Het Oost-Afrikaanse land Eritrea kampt al jaren met zeer slechte leefomstandigheden. Het land was tot 1991 een provincie van Ethiopië en wordt sinds 1993 door de VN erkend als onafhankelijk land. De spanning tussen de landen duurt nog altijd voort, onder meer omdat Eritrea Ethiopië de toegang naar de Rode Zee afsnijdt.
Als gevolg van de erbarmelijke toestand in het land besluiten elk jaar veel Eritreeërs het land te ontvluchten. In 2015 vroegen 47.015 Eritreeërs asiel aan in Europa. EU-Commissievoorzitter Mike Smith verklaarde toentertijd dat slavernij, gevangenschap, gedwongen verdwijning, marteling, vervolging, verkrachting en andere inhumane daden al sinds 1991 onderdeel waren van een “wijdverbreide en stelselmatige campagne tegen de burgerbevolking.”
Stichting Lemat ondersteunt integratie
Van de groep vluchtelingen uit Eritrea komt een aanzienlijk deel in Nederland terecht. Tussen 2014 en 2016 hebben 12.554 Eritreeërs hier een eerste asielverzoek ingediend, meer dan uit welk ander Afrikaans land dan ook.
Veel professionals in de gemeente, de zorg, het bedrijfsleven en het onderwijs blijken maar moeilijk grip te krijgen op deze grote groep Eritreeërs. Dit kwam eerder ook al naar voren uit het rapport ‘Integratiekansen van Eritrese vluchtelingen in Nederland’ van Kiesplatform Integratie & Samenleving (KIS). Stichting Lemat is in het leven geroepen om dit probleem tegen te gaan door Eritrese nieuwkomers te ondersteunen bij hun integratieproces.
De stichting wordt aangestuurd door mensen die de Eritrese cultuur goed kennen en dus begrijpen waar de vluchtelingen vandaan komen. “Een unieke en specifieke vorm van begeleiding waarbij Nederlandse Eritreërs als bruggen worden ingezet”, aldus Lemat. Op deze manier wil de stichting “de kloof tussen beide samenlevingen verkleinen en het inburgeringsproces bevorderen”. Om te zorgen voor een duurzame integratie van Eritrese statushouders is het belangrijk om een integrale werkwijze te hanteren die de bestaande knelpunten wegneemt.
Samenwerking met RadarAdvies
Om tot de optimale aanpak te komen, werkt Lemat nu samen met RadarAdvies, een adviesbureau dat zich met zo’n 50 professionals richt op sociale vraagstukken. Eerder heeft het bureau met het eigen WIL-concept (wonen, integratie, leefbaarheid) - waarin het regelen van huisvesting, vinden van werk, aanleren van de Nederlandse taal en prettig samenleven en meedoen in de buurt centraal staan - in Rotterdam en Schiedam al laten zien over de juiste kennis en ervaring te beschikken om een succesvolle pilot op te zetten.
De aanpak heeft volgens RadarAdvies een tweeledige positieve werking: statushouders bieden (onder begeleiding) zinvolle persoonlijke diensten aan in de buurt en beginnen op die manier tegelijkertijd aan hun integratie. In de samenwerking wordt het WIL-concept gecombineerd met de specifieke kennis van Lemat.
RadarAdvies benadrukt de urgentie van een goed integratiebeleid: “We moeten voorkomen dat er in de toekomst gesproken kan worden over gemiste kansen. Er liggen kansen voor gemeenten, professionals en werkgevers, maar daar moet proactief op worden ingezet. Een integrale werkwijze is noodzakelijk om de huidige knelpunten omtrent de integratie van Eritrese statushouders te overbruggen.” Op basis van bestaande literatuur, praktijkervaring, input van Stichting Lemat en in het bijzonder een vraaggesprek met de Eritrese statushouder Berih, formuleerde RadarAdvies vijf adviezen.
Vijf adviezen
Ten eerste stelt RadarAdvies dat er haast gemaakt moet worden met het integratieproces: “Na een moeilijke vlucht uit het leger van Eritrea, begon Berih tot zijn eigen verbazing aan een jarenlange zwerftocht langs verschillende azc’s. Door de lange wachttijd zag hij zijn dromen steeds verder vervagen: integratie vanaf dag één is dus van belang.” In 2015 was dit ook al de conclusie van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, die toen opmerkte dat er kostbare tijd kan worden bespaard door gelijktijdig te werken aan taal, huisvesting en werk.
Daarnaast is het belangrijk dat Eritreeërs Nederlands leren zodat ze hier aan het werk kunnen, waarbij ze volgens Berih wel wat extra aanmoediging kunnen gebruiken: “Eritreeërs zijn een autoritaire overheid gewend, een stok achter deur is dus nodig. Ze moeten leren hun eigen verantwoordelijkheid te nemen.” Ook van de Eritreeërs mag wat worden verwacht, zo stelt RadarAdvies, maar daarbij dient men rekening te houden met de vaardigheden en talenten van de statushouder. Integratie op de arbeidsmarkt kan bevorderd worden door tegelijk in te zetten op zowel passend werk als het leren van de Nederlands taal.
Als derde wordt gewezen op de vele onderlinge verschillen die bestaan tussen Eritreeërs. Volgens RadarAdvies wordt hier in de ontwikkeling van beleid momenteel te weinig rekening mee gehouden. Dit terwijl er flinke verschillen zijn binnen de bevolking, zoals op het gebied van opleidingsniveau, politieke visie en banden met het regime in Asmara.
Daarnaast zijn er ook veel verschillen tussen mensen met een stedelijke of een rurale achtergrond en is er binnen de bevolkingsgroep ook sprake van spanning en wantrouwen. Ook wordt het belang van aandacht voor genderverschillen benadrukt. In Eritrea zelf zorgt de lange dienstplicht voor mannen ervoor dat moeders er grotendeels alleen voorstaan in de opvoeding van hun kinderen en deze trend is nu ook zichtbaar bij Eritreeërs in Nederland.
Berih: “Jonge Eritrese vrouwen kunnen zich hierdoor nauwelijks ontwikkelen en staan stil in de integratie.” Om deze groep weer in de samenleving te betrekken is volgens RadarAdvies veel speciale aandacht nodig.
Tot slot wijst RadarAdvies erop dat een communicatietraining uitkomst zou kunnen bieden. Hoewel uit de gesprekken met Berih naar voren komt dat de Eritrese gemeenschap graag zijn steentje wil bijdragen, ervaren veel statushouders een grote kloof tussen hen en de Nederlandse samenleving. Niet alleen wat betreft de taal, maar ook cultureel. Een communicatietraining die inzet op verschillende aspecten van integratie zou hier veel kunnen betekenen.
Berih: “Ik zou mij graag verder willen ontwikkelen en samen met Nederlanders werken. Wij kunnen veel, mogen wij ook meedoen?”