Focus vereist om NL vestigingsklimaat te verbeteren
Amerikaanse beleggers trekken hun geld terug uit Europa. Is Europa nog wel relevant voor institutionele beleggers? En wat is de status van Nederland als vestigingsland? Age Lindenbergh, partner KPMG Financial Services, sprak met Leonique van Houwelingen, Country Executive BNY Mellon Nederland en FBA vicevoorzitter. “Voor Europa moet de Europese toezichthouder echt het verschil gaan maken.”
Volgens onderzoeksbureau Markit daalde het beheerd vermogen in Europese en Britse trackers onlangs van $136 miljard naar $127,5 miljard. Van Houwelingen vindt deze uitstroom niet verrassend. “Voor kleinere institutionele beleggers zijn obligaties een veilige belegging, maar grote institutionele beleggers zijn op zoek naar een hoger rendement en dat krijg je in Europa voorlopig niet. Kijk naar de negatieve rentes. Er zit geen stimulans achter. Beleggers zijn altijd op zoek naar diversificatie, maar Europa is op dit moment helaas niet interessant genoeg. Dat heeft voor een groot deel te maken met sentiment.”
Lindenbergh: “Meestal zie je dat de VS als eerste de klappen opvangt en daarna sneller herstelt waarna Europa volgt, maar nu lijkt het alsof Europa niet van haar plaats komt.”
Van Houwelingen: “Er zijn analisten die zeggen dat we in een Japan-scenario terecht komen nu het zo lang duurt om uit het slop te komen. De VS zijn al verder doordat ze toch sneller kunnen zijn in hun regelgeving en flexibeler in het omgaan met het begrotingstekort, terwijl we in Europa teveel kapiteins vanuit de verschillende landen op het schip hebben met eigen politieke agenda’s.” Vanuit het hoofdkantoor van BNY Mellon in New York ziet zij dat men in de VS weleens met argusogen kijkt naar de hoeveelheid verschillende regelgeving in Europa. “De VS kennen weliswaar de Volcker Rule van ca. 12.000 pagina’s maar dat is een afgebakend geheel. In Europa volgen Basel, Solvency, MiFID, AIFMD, EMIR, UCITS, FTT, etc. elkaar op, met steeds nieuwe versies; regelgeving die ongelooflijk veel tijd en geld kost.”
Lindenbergh: “Is dat inmiddels een overweging om niet naar Europa te komen?”
Van Houwelingen: “Nee, als je in Europa zaken wilt doen, dan moet je hier aanwezig zijn. Er wordt wel heel kritisch gekeken naar kosten en baten, omdat het regelgevings-raamwerk in Europa gigantisch kostbaar is. Als BNY Mellon kijken we nu naar het verder consolideren van juridische entiteiten maar dat is de andere makke van Europese regelgeving: voor sommige taken heb je nu eenmaal een aparte juridische entiteit nodig. Daar komt bij dat Europees gedreven regelgeving lokaal veelal verschillend wordt uitgelegd, je kunt niet spreken van harmonisatie.”
Lindenbergh: “Denk je dat we naar een nieuwe wereld gaan waarin de ECB de regels en de structuur gaat bepalen of blijven de EU-landen de lokale regels vaststellen?” Van Houwelingen: “Ik ga uit van het eerste, want anders is het Europese ideaal mislukt. Als je gelooft in één Europa en één munt, dan is een Europese bank en een Europese toezichthouder een must. Dat betekent ook: eenheid in regelgeving en in kapitaalvereisten. Passporting zou geen issue meer mogen zijn. Voor Europa moet de Europese toezichthouder echt het verschil gaan maken.”
Lindenbergh: “Zijn er signalen dat het vertrouwen in de VS richting één Europese markt toeneemt of afneemt?”
Van Houwelingen: “Daar is nog niet iedereen van overtuigd. Daarvoor is het denk ik nog te vroeg. Maar men is wel onder de indruk van de snelheid waarmee de ECB de AQR en stress-testing exercitie uitvoert, echter is er wel de vrees dat er niet altijd voldoende met het business model van de betreffende bank rekening wordt gehouden en dat er appels met peren worden vergeleken. Ik denk dat we ook het level playing field in de gaten moeten blijven houden. Er zou minder ruimte voor lokale aanvullende regelgeving moeten zijn. En vooral kleinere spelers gaan de gevolgen ondervinden van meer papierwerk en meer bureaucratie: de kosten daarvan gaan de pan uit rijzen. De tijd zal leren hoe een en ander zich ontwikkelt en hoe zich dat verhoudt met bijvoorbeeld de UK. Grappig genoeg werd de toezichthouder FCA aldaar als relatief veeleisend ervaren, maar nu lijkt het alsof de FCA vooroploopt en sterk naar het business model van een bank kijkt en veel minder naar het sentiment dat in de samenleving leeft rondom bancaire dienstverlening.
In Nederland zie je dat de politieke besluitvorming vaak op sentiment is gebaseerd. Kijk naar de discussies rond het beloningsbeleid. Variabele beloning is nu eenmaal in vele sectoren onderdeel van het beloningsbeleid. Ooit was de bancaire sector goed voor 15% van het BNP en was het een belangrijke sector. Dat zou nog steeds zo moeten zijn want een sterke financiële sector is cruciaal voor de welvaart van een land. Als we de discussies daarover klein houden, moet je niet verbaasd zijn dat er talenten en banken vertrekken uit Nederland.”
Lindenbergh: “In algemene vestigingsanalyses doen we het niet eens zo slecht, maar toch zien buitenlandse banken niet echt veel kansen in Nederland. Hoe komt dat?”
Van Houwelingen: “Buitenlandse banken moeten hier wel een verdienmodel vinden. Dat houdt ook in dat er door de burger een prijs betaald mag worden voor een bepaalde service en het feit dat de burger enerzijds niet volledig bekend is met de service die geboden kan worden en anderzijds niet meer wil betalen maakt de Nederlandse markt niet erg attractief.”
Lindenbergh: “Maar banken zijn vaak van mening dat de klant in Nederland koning is en zeggen ‘klanten krijgen bij ons een gratis betaalrekening’.”
Van Houwelingen: “Maar dat zien consumenten niet. Dat was ooit bedoeld om klanten aan zich te binden, maar lijkt nu een verouderd model. Klanten zullen steeds meer gaan shoppen nu alles via internet bereikbaar is, dit geldt zeker voor de jongere generaties. Misschien moet je wel laten betalen voor betalingsverkeer, maar dan moet er wel iets tegenover staan. Wij zijn in Nederland verwend geraakt, maar dat heeft niets met klantenservice te maken. Uiteindelijk zal het business model van de grootbanken op de schop moeten om mee te kunnen met de veranderende wereld. Dat heeft alles te maken met winstgevendheid.”
Lindenbergh: “Bedoel je minder ‘on-balance sheet’ banking en meer focus op capital markets?
Van Houwelingen: “Ja, vergeet niet dat grote corporates al veel minder leunen op banken voor wat betreft de traditionele diensten zoals kredietverlening, daar zij zo groot zijn dat ze in feite al een in-house bank hebben. Waar hebben zij een bank voor nodig? Zeker voor het (internationale) betalingsverkeer. Daarnaast is het de verwachting dat de korte termijn fundingsvraag nog wel bij banken zal worden neergelegd maar de lange termijn funding meer uit de markt zal worden gehaald met betere ratings. Dat betekent dat je je bedrijfsmodel daarop moet aanpassen en je meer zult moeten focussen op dienstverlening gericht op de kapitaalmarkt. Als we mee willen blijven doen met financiële centra zoals Londen zou ik het zeer toejuichen als we in Nederland weer een sterker investment banking karakter zouden krijgen. Daar wordt uiteindelijk het geld verdiend.”
Lindenbergh: “Hoe kan Nederland zich positioneren als attractieve speler voor buitenlandse banken?”
Van Houwelingen: “Wat wij als bestuur van de Foreign Bankers Association de laatste jaren vaker van buitenlandse banken te horen hebben gekregen, is dat het ze niet gemakkelijk wordt gemaakt zich in Nederland te vestigen door hogere eisen van de toezichthouder. Ik vind dat je als land de drempels niet moet verhogen en een buitenlandse bank moet willen toelaten omdat er naast werk- gelegenheid en inkomsten vooral ook exportbelangen mee gemoeid zijn. Dit werkt twee kanten op. Als Nederlandse bank wil je onze internationals kunnen bedienen in alle landen waar zij business willen doen en andersom geldt dat ook. Stel je dus attractief op. Verminder de regeldruk voor de kleinere partijen. We moeten ook uitkijken met onze strikte regels rond het beloningsbeleid nu deze regels veel strenger zijn dan in de rest van Europa.
Universitair toptalent blijft niet in Nederland, maar vertrekt naar Londen, Frankfurt en New York. We moeten dus aan de slag met universiteiten! Waar zijn de mooie opleidingsklasjes van weleer? Laten we die weer introduceren. Blijf in gesprek met jonge generaties en jonge bankiers. We hebben zoveel innovatie in Nederland met zoveel slimme mensen. Dat maakt het interessant om te blijven investeren, maar zet dan ‘Nederland vestigings- land’ wel beter op de kaart.“ Van groot belang is dat het negatieve sentiment waarin we in Nederland blijven hangen om gezet wordt in een op de toekomst gerichte constructieve houding.”
Lindenbergh: “Voor wat betreft de funds business: zijn Dublin en Luxemburg nog in te halen?”
Van Houwelingen: “Ik vind dat we moeten blijven investeren in onze FGR’s en onze funds business moeten blijven koesteren. Dublin en Luxemburg groeien harder dan Nederland. Daarom zouden er veel meer stimulansen moeten komen en FGR’s zouden beter gemarket moeten worden. Hoewel grote beleggers in Nederland allemaal deze structuur gebruiken, is het nog steeds lastig om daarvoor een goede tax ruling in de landen waar belegd wordt, te krijgen. Daarom moet ook de politiek een tandje bij zetten. In Luxemburg is er wèl focus op de fondsenindustrie en dat geeft het gevoel dat daar dus ook de expertise zit; terwijl de kosten voor het aanhouden van fondsen in Luxemburg hoger zijn. Kortom, er is focus nodig om de positie van Nederland vestigingsland te verbeteren.”