Datagestuurde jeugdzorg: ‘Kijk minder naar de productie en meer naar de opbrengst’
![](/illustrations/news/detail/2024-12-11-021019876-Datagestuurde_jeugdzorg-__Kijk_minder_naar_de_productie_en_meer_naar_de_opbrengst_.jpg)
De focus binnen de jeugdzorg ligt te veel op de geleverde productie, stelt Jet Smits van data science-adviesbureau InIn. Ze pleit voor meer aandacht voor wat deze productie daadwerkelijk oplevert – oftewel minder focus output, en meer op outcome.
Sinds 2015 zijn Nederlandse gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Een van de gedachten achter de decentralisatie was het realiseren van kostenbesparingen: dankzij hun nabijheid tot de burger zouden lokale overheden beter én goedkoper ondersteuning kunnen bieden en minder bureaucratisch zijn.
Een decennium later blijken deze doelen verre van volledig gerealiseerd. Bij veel gemeenten zijn de kosten voor de jeugdzorg juist opgelopen. Utrecht gaat daarnaast ook nog eens gebukt onder een recordaantal hulpvragen, meldt het AD.
Uitzicht op betere tijden is er niet direct, mede omdat de Rijksoverheid voornemens is om vanaf 2027 het budget voor de jeugdzorg structureel met €1 miljard te verlagen.
Van output naar outcome
Het is dan ook cruciaal om de weinige beschikbare middelen zo effectief mogelijk in te zetten. In dit kader pleit Jet Smits, directeur van data science-adviesbureau InIn, voor een andere blik op de investeringen in jeugdzorg.
“Nu de budgetten slinken en de zorgvraag toeneemt, is het van groot belang dat we niet alleen kijken naar wat we investeren, maar vooral naar wat we daadwerkelijk bereiken”, aldus Smits.
Dit kan met zogeheten outcome-metingen. Deze geven inzicht in de werkelijke impact van de jeugdzorg op het welzijn van jongeren. “In tegenstelling tot de huidige meetmethode, die in het teken staat van de output”, vertelt Smits.
“De daadwerkelijke resultaten komen aan het licht: wat heeft de zorg betekend voor de cliënten?”
Output-metingen geven inzicht in de gedraaide productie: het aantal cliënten dat geholpen is, het aantal verleende diensten en de hoeveelheid middelen die zijn ingezet.
“Op zichzelf zijn output-metingen nuttig, maar het probleem is dat ze geen directe informatie geven over de precieze effecten van die productie op het leven van cliënten”, zegt Smits.
Voordelen voor alle stakeholders
En die effecten is waar het uiteindelijk toch om gaat, benadrukt ze. “Door outcome-metingen komen de daadwerkelijke resultaten van zorginterventies aan het licht: wat heeft de zorg betekend voor de cliënten? Je krijgt zicht op de verbeteringen of verslechteringen in welzijn, zelfredzaamheid en sociale participatie van jongeren.”
Zo krijgen gemeenten direct inzicht in de mate waarin hun investeringen in jeugdzorg bijdragen aan de maatschappelijke doelstellingen die ze nastreven, en in hoeverre ze op koers liggen in het realiseren van die doelstellingen.
Ook cliënten gaan erop vooruit. Het is voor hen immers van belang dat ze ondersteuning ontvangen die daadwerkelijk bijdraagt aan hun welzijn. “Met outcome-metingen valt dat dus te staven”, geeft Smits aan.
En zorgaanbieders kunnen aan de hand van de meetresultaten hun diensten verbeteren en effectiever inzetten, hetgeen de zorgkwaliteit verhoogt. Op die manier worden de beschikbare middelen dus optimaler benut – let wel: het gaat hier goeddeels om belastinggeld.
“Outcome-metingen maken het ook mogelijk om verantwoording af te leggen aan de maatschappij en stakeholders”, zegt Smits daarover. “En dat versterkt het vertrouwen in de jeugdzorg, wat uiteraard enorm belangrijk is.”
Het Factorenmodel
Een van de redenen dat veel gemeenten desondanks nog altijd vooral focussen op output, is dat het meten van outcome een stuk complexer is. Het is echter zeker niet onmogelijk, weet Smits. In samenwerking met Impactpunt lanceerde InIn hiervoor het zogeheten Factorenmodel.
“Het is een wetenschappelijk onderbouwde methode die het echt mogelijk maakt om causale verbanden te analyseren.”
Het model visualiseert het complexe samenspel van risicofactoren, beschermende factoren en maatschappelijke doelen, waarmee de onderlinge causale verbanden zichtbaar worden. Daarmee biedt het een praktische manier om te begrijpen welke factoren bijdragen aan het kansrijk, veilig en gezond opgroeien en leven van jongeren.
Zo zijn alcoholmisbruik en huiselijk geweld risicofactoren die een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van jongeren. Anderzijds zijn er beschermende factoren zoals opvoedvaardigheden en sociale steun, die het perspectief juist verbeteren.
“Door deze factoren in kaart te brengen, biedt het Factorenmodel een basis voor outcome-metingen én een manier om gerichte verbeteringen aan te brengen in zorginterventies”, laat Smits weten.
Ze benadrukt daarbij dat het Factorenmodel is gebaseerd op uitgebreide wetenschappelijke literatuur. “Het is niet zomaar een leuk verzinsel, maar een bewezen en wetenschappelijk onderbouwde methode die het echt mogelijk maakt om causale verbanden te analyseren.”
Datagestuurde jeugdzorg
Het overstappen van de huidige meetaanpak naar de nieuwe outcome-based methodiek kan daarmee ook worden gezien als het omarmen van datagestuurde jeugdzorg. Een belangrijke eerste stap is dan ook het verzamelen van relevante gegevens over de effecten van interventies.
Smits roept gemeenten op om zo snel mogelijk stappen te zetten, zodat de schaarse middelen voor jeugdzorg zo effectief mogelijk kunnen worden ingezet.
“Houden we vast aan de huidige meetmethoden, dan blijven cliënten, jongeren en de maatschappij in de kou staan. Het is tijd om de overstap te maken naar een datagestuurde aanpak die echt het verschil maakt.”