Virtual Sciences Conclusion en Red Hat partners in het integratielandschap
Virtual Sciences Conclusion werkt al jaren samen met Red Hat, als klant, implementatiepartner en vendor. Een gesprek met Marc Hesselink (Architect bij Virtual Sciences Conclusion) en Joran Bergfeld (Senior Solution Architect bij Red Hat) over de samenwerking en voordelen voor opdrachtgevers: “Samen helpen we organisaties in hun transitie van een legacy-omgeving naar een modern hybride integratielandschap.”
Met de enorme toename in data, applicaties én nieuwe databronnen zoals internet of things en mobiel, neemt het belang van integratiesystemen toe. “Integratie is bijvoorbeeld essentieel om een 360-graden beeld van je organisatie te vormen”, begint Hesselink. “Het stelt je in staat goed geïnformeerde strategische, tactische en operationele beslissingen te nemen.”
“Door integratie hebben organisaties toegang tot actuele, verrijkte en waardevolle informatie op het juiste moment, op de juiste plek en in de juiste vorm”, legt hij uit. “Een goede integratievisie en -architectuur, waarbij we ook invulling geven aan de wensen uit de business, zijn hierbij cruciaal. Om dat te bereiken, gaan we een partnership aan. Wij zijn meer dan een club techneuten, we denken in de gehele linie en vanuit een breder perspectief mee met de klant en de vendor.”
Die vendor is in dit geval Red Hat, waar Virtual Sciences Conclusion veel mee samenwerkt. Zo staat Hesselink vrijwel dagelijks in contact met Joran Bergfeld. “We werken samen op alle niveaus”, vertelt Bergfeld. “De techneuten van Virtual Sciences Conclusion schakelen met onze productontwikkelaars, Marc en ik overleggen op architectniveau en ook op managementniveau liggen er contacten.”
Dat wil niet zeggen dat beide partijen het altijd met elkaar eens zijn. Hesselink: “Als implementatiepartner behartigen wij de belangen van de klant, challengen we Red Hat op de inhoud en zijn we kritisch op onderdelen van de software. Daarnaast trekken we samen op in het adviseren van klanten.”
Van monolithisch naar microservices
Bergveld geeft aan dat binnen organisaties het “monolithische gedachtegoed” de laatste jaren is omgeslagen naar “microservices”.
“Je ziet dat de wereld versnelt en dan is snellere integratie nodig om klantverwachtingen waar te blijven maken”, legt hij uit. "Die klant kan een treinreiziger zijn, een vliegtuigpassagier of iemand die belastingaangifte doet. Microservices maken het mogelijk dat je de verantwoordelijkheden bij de betreffende partijen neerlegt, die het vervolgens in hun eigen tempo kunnen ontwikkelen en onderhouden.”
Hesselink vult aan: “We zien een beweging dat integraties dichter bij applicatieontwikkelaars komen te liggen, waarbij integraties worden gerealiseerd met code. Dat zorgt voor kortere doorlooptijden en dus een verhoogde wendbaarheid.”
Die verschuiving ziet Bergfeld ook vanuit vendor-perspectief. “Initieel had je een integratieplatform waarop iedereen moest landen, en dat dus ook iedereen moest kunnen begrijpen en doorgronden. Zeker met de schaarse integratie-expertise die beschikbaar is, vormt dat een uitdaging. Ook bij vendors zie je de beweging van platform naar toolbox om mee te spelen dicht bij jouw expertise, programmeertaal en kennisgebied. Zo hoef je niet langer een heel andere suite te doorgronden.”
“Het is wel belangrijk om gebruik te maken van integratieframeworks, onder andere vanwege de snelheid van ontwikkelen”, stipt Hesselink aan. “Denk bijvoorbeeld aan Camel.”
Lees ook: Welk integratieplatform past het beste bij mijn organisatie?
Van complete ontzorging tot totale vrijheid
Er komt technologisch veel op ontwikkelaars af. “Integratie is een breed vakgebied en DevOps vraagt ook wat van de organisatie”, vertelt Hesselink. “Waar het zwaartepunt ligt, verschilt per organisatie. Binnen organisaties moeten verschillende ontwikkelmodellen worden geïmplementeerd.”
“Niet ieder team heeft de capabilities om zelf maatwerksoftware en -integraties te realiseren en onderhouden”, geeft hij aan. “Er zal altijd behoefte blijven aan integratiespecialisten om teams te ondersteunen bij de complexere integratievraagstukken, het implementeren van standaarden en het gebruik en beheer van middleware-componenten zoals message brokers.”
Een decentraal ontwikkelmodel zorgt voor een meer gefragmenteerd landschap. Dit vergt een hogere volwassenheid van de individuele teams, maar de realiteit is dat niet alle teams dezelfde capabilities hebben.
“De ene business unit is de andere niet”, weet Bergfeld. “Dat verschilt van business units met weinig IT-affiniteit tot business units vol capabele techneuten die de diepgang van de techniek zoeken. Hierdoor heb je een hybride integratieplatform nodig dat het volledige spectrum aan persona’s ondersteunt in de realisatie en het onderhoud van integraties.”
“De ene kant van dat spectrum is complete ontzorging: het ontwikkelen en onderhouden van integraties wordt dan door een centraal team verzorgd. De andere kant van het spectrum zijn volledig uitgeruste applicatieteams die zelfstandig integraties ontwikkelen en onderhouden. Zij krijgen een menukaart aan bouwblokken en blueprints, waardoor het ontwikkelproces versneld wordt en de kwaliteit wordt geborgd.”
Geen one size fits all
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het moderniseren van het integratielandschap noodzakelijk is om organisatiedoelstellingen te kunnen realiseren. Maar zoals gezegd: het is voor een enterprise-organisatie niet eenvoudig om een hybride integratieplatform te implementeren.
Hesselink: “Het vergt een multimodale aanpak en er is geen one size fits all-oplossing.”