Bankensector kan leren van basketbalcompetitie NBA
Deze week in het nieuws: ABN AMRO en ING mogen geen rol spelen in het reddingsplan voor SNS. Nauwelijks nieuws natuurlijk, want banken met staatssteun mogen nou eenmaal geen acquisities doen van Brussel. In principe een goede en begrijpelijke regeling, want je wilt geen oneerlijke concurrentie. Maar door er een wetmatigheid van te maken, slaat Brussel in de persoon van eurocommissaris Almunia hier de plank volledig mis. Soms moet je concurrentie ogenschijnlijk beperken om deze feitelijk te bevorderen.
NBA: Draft
Neem het basketbal. In de Amerikaanse basketbalcompetitie de NBA zijn twee regels ingesteld die de vrije markt opzettelijk hinderen: de draft en de salary cap. ‘Draft’ betekent dienstplicht in het Nederlands en daar heeft het veel van weg. De beste spelers aan de universiteiten en een enkel groot talent dat nog in zijn high school team speelt, gooien hun namen in een grote hoed. Vervolgens mag het slechtst presterende team van het jaar ervoor als eerste een naam uit de hoed kiezen. De speler heeft vervolgens geen enkele zeggenschap over waar hij naartoe gaat; hij kan het aanbod niet weigeren en naar een andere ploeg gaan. Sterker nog, hij kan niet eens over het salaris onderhandelen. Vergelijk dat met de reguliere (vrije) arbeidsmarkt en je staat met de oren te klapperen. Stel je voor dat je als net afgestudeerd topingenieur aan MIT of Harvard niet rechtstreeks mag solliciteren bij Google of Apple maar dat je naam in een hoed verdwijnt en je uiteindelijk op de IT-afdeling van het slechtste bedrijf van het land terechtkomt. Ondenkbaar natuurlijk, ook voor de werkgevers die feitelijk niet vrij zijn om de beste mensen op de arbeidsmarkt uit te zoeken.
NBA: Salary cap
De tweede maatregel die vrije concurrentie verhindert, is de ‘salary cap’: het salarisplafond. Niet alleen bepaalt de NBA hoeveel een team in totaal aan salarissen voor spelers mag uitgeven, ook is er een maximum per speler. Eveneens niet voor te stellen in een vrije economische omgeving. Het gevolg is dan ook dat een aantal megasterren in de NBA, zoals LeBron James of Dwyane Wade, eigenlijk onderbetaald worden. Wat iemand zou moeten verdienen, is natuurlijk moeilijk vast te stellen, maar de waarde van bijvoorbeeld een LeBron voor zijn team kunnen we redelijk goed vaststellen. Toen hij zijn oude team de Cleveland Cavaliers verliet, daalde de waarde van dat team met 26%; de waarde van de Miami Heat, zijn nieuwe ploeg, steeg met 17%, aldus Sportsgrid. Op basis daarvan zou je kunnen vaststellen dat hij ongeveer $40 miljoen per jaar zou moeten verdienen. Maar hij krijgt ‘slechts’ $17,5 miljoen vanwege de salary cap.
We hoeven geen medelijden met LeBron te hebben, maar waarom zijn er zulke overduidelijke concurrentieonvriendelijke regels ingesteld? Simpelweg omdat het ontmoedigen van financieel-economische concurrentie de sportieve concurrentie bevordert. De draft beloont niet alleen slecht presteren met goede spelers - het creëert ook een meer ‘level playing field’ zoals dat zo mooi heet - het egaliseert. Geen Manchester City dat spelers van 15 uit Rotterdam of Eindhoven wegplukt, maar ieder team min of meer gelijke kansen. Want door de salary cap maak je het voor spelers minder aantrekkelijk om van team te wisselen. Waarom heeft LeBron zo lang in Cleveland gespeeld? Onder andere omdat hij nergens anders meer kon verdienen.
Voordelen van concurrentie
De verhoogde sportieve concurrentie heeft vele voordelen. Relatief kleine plaatsen hebben een NBA-team, iets wat anders niet mogelijk zou zijn. Nu maken niet de kapitaalkrachtige teams elk jaar de dienst uit (zoals Barcelona of Real Madrid in het Spaanse voetbal) maar strijdt ook een klein team mee om de titel. En de fans in die steden kunnen dat wel waarderen. Zonder salary cap voor superstercollega’s zouden middelmatige spelers geen werk hebben. De competitie als geheel wordt spannender én groter, en dus wordt ook de totale financiële taart groter. Kortom, het inkomen van de spelers en andere werknemers heeft baat bij een competitieve competitie. Dat geldt ook voor de echte megasterren, voor wie het salaris maar een klein deel van hun inkomen en die veel meer verdienen aan allerlei sponsorships. Want bij een kleinere en minder spannende competitie zouden er veel minder sponsors zijn en zouden ze tevens veel minder betalen. Zie daar het principe van een concurrentiebeperkende maatregel die de concurrentie bevordert.
Nederlandse bankensector
Terug naar de Nederlandse bankensector. Brussel heeft ten tijde van de financiële crisis besloten dat banken die staatssteun ontvangen daar geen concurrentievoordeel uit mogen halen. In de praktijk betekent dit dat zij niet mogen groeien: ze mogen geen overnames plegen, en ze mogen niet de meest concurrerende tarieven op de markt aanbieden (autonome groei). Slim bedacht, want het zou natuurlijk oneerlijk zijn om de braafste jongetjes van de klas (Rabobank) het kind van de rekening te laten worden en de ‘wanprestatie’ van ABN AMRO en ING te belonen.
Helaas wordt ook hier het tegengestelde effect bereikt. De Rabobank heeft als enige van de vier grootste Nederlandse banken (ABN AMRO, ING, Rabobank en SNS Bank) geen staatssteun ontvangen. Dat betekent dat de andere drie banken niet de laagste hypotheekrentes of de hoogste spaarrentes mogen aanbieden. En omdat de top 4 bijna de gehele markt in handen heeft (bijvoorbeeld 92% van alle spaartegoeden), kunnen zij als een soort monopolist acteren. Feitelijk heeft de Rabobank bijna de gehele markt in handen, zij het niet letterlijk natuurlijk. Maar het verschil tussen de rente waarvoor zij zelf geld lenen (Euribor-rentes) en de kredietrentes die de Rabobank (en rest van de top 4) verstrekt, wordt alsmaar groter. Groter zelfs dan je zou verwachten aan de hand van nieuwe financieringseisen (Basel-III). Daarbij komt het verbod op groei door acquisitie dat nu in het nieuws is: dit dwarsboomt het plan om de SNS (mede) te laten redden door de grootste drie banken. Hierdoor komt voor de overheid het scenario weer dichterbij om SNS te laten omvallen - wat het gat tussen de top 3 en de rest verder zou vergroten. Onacceptabel voor de Nederlandse overheid, die al heeft aangegeven dat de bank ‘too big to fail’ is.
Concurrentiebevorderende maatregelen pakken soms anders uit, concurrentiebeperkende maatregelen ook. Punt is dat je maatregelen niet los kunt zien van de betreffende markt. Eurocommissaris Almunia hamert op consequent beleid: “Als ik een uitzondering toesta in deze Nederlandse casus, moet ik dat straks ook doen voor Italië, Ierland, Portugal, en dan is het hek van de dam.” Iedereen met een beetje gezond verstand en enig zakelijk inzicht onderkent het kaasschaafachtige karakter van deze aanpak. Almunia zou moeten uitgaan van het doel dat hij beoogt - concurrentie - en daar per markt de toezichts- en handhavingsmaatregelen op moeten afstemmen. Een land waar tien banken 80% van de markt verdelen, is totaal onvergelijkbaar met Nederland waar de top 3 deze 80% ruimschoots overschrijdt. Dit is toezicht zonder visie en dat is ongepast, onwenselijk en zelfs gevaarlijk. Misschien zou eurocommissaris Almunia zich eens moeten verdiepen in de basketbalwereld…
Een artikel van Roel van Lanen, adviseur bij organisatieaviesbureau Berenschot.