Versterken van bestaanszekerheid vraagt om samenwerking
Het aantal mensen dat in bestaansonzekerheid leeft neemt toe. Voor hen is het meer overleven dan leven, en de dagelijkse stress heeft effect op hun mentale, fysieke en sociale gezondheid. BMC-adviseurs Yasmine Bayoumy en Wimke Schuurmans adviseren overheden daarom om te beginnen bij het verbinden met gemeenschappen en vanuit deze kennis samen te werken aan het versterken van bestaanszekerheid.
Bestaansonzekerheid betekent dat mensen niet zelf of met anderen kunnen voorzien in bestaansvoorwaarden. Het fenomeen is al decennia een probleem voor het individu én de samenleving. Maar de aandacht voor bestaanszekerheid is vandaag de dag groter dan ooit tevoren.
Yasmine Bayoumy begrijpt wel hoe dat komt. “Door onder meer inflatie en stijgende energieprijzen en hoge woonlasten komen steeds meer mensen financieel in de knel. Ook mensen uit de middenklasse, die eerder geen problemen ervaarden.”
Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid een vangnet te zijn voor die groeiende onzekerheid. “Dit hoeven gemeenten niet alleen te doen”, geeft Bayoumy aan. “Juist samenwerking met partijen die midden in de samenleving staan en waar inwoners vertrouwen in hebben kan veel opleveren.”
Bestaanszekerheid: meer dan alleen geld
“Gemeenten hebben de Participatiewet en het minimabeleid als instrument om de financiële positie van inwoners te versterken”, aldus Wimke Schuurmans. “Maar bestaanszekerheid is meer dan alleen financiële zekerheid. Denk bijvoorbeeld aan weten dat er zorg, onderwijs en een veilige plek zijn voor je dierbaren, baanzekerheid, een tweede kans krijgen na een verkeerde keuze, opgroeien zonder stress.”
“Bestaansonzekerheid is een veelkoppig probleem. Daarom is het belangrijk dat gemeenten kijken hoe vanuit meerdere beleidsterreinen kan worden bijgedragen aan bestaanszekerheid. Dan wordt het meer dan pleisters plakken.”
Versnippering van beleid
Het blijkt in de praktijk lastig om bestaansonzekerheid in zijn geheel aan te pakken. Schuurmans: “Voor alle oorzaken en elementen van bestaansonzekerheid is in de loop van de tijd steeds meer overheidsbeleid met regelgeving ontwikkeld. De overheid heeft een steeds grotere rol genomen in het leven van mensen, waardoor de afhankelijkheid van diezelfde overheid in zorg, hulp en begrip ook is gegroeid. Dat gebeurde niet in één keer, maar stukje bij beetje. Daardoor bestaat het ‘vangnet’ uit soms wel 20 verschillende regelingen.”
“Mensen vallen door het vangnet, bijvoorbeeld omdat ze op papier een inkomen hebben, maar onderaan de streep niet genoeg overhouden voor alle lasten.”
Doordat hulp en regelingen los van elkaar zijn georganiseerd, met verschillende uitgangspunten en soms tegenstrijdige doelen, is het vangnet vaak niet toereikend.
Bayoumy licht toe: “Mensen vallen door het vangnet, bijvoorbeeld omdat ze op papier een inkomen hebben, maar onderaan de streep niet genoeg overhouden voor alle lasten. Of ze maken geen gebruik van regelingen uit angst voor een mogelijke terugvordering. Het is voor gemeenten essentieel om juist die mensen te bereiken en echt te helpen.”
De inwoner zien als mens
Daarvoor is het belangrijk om je in te leven in de leefwereld van inwoners die in bestaansonzekerheid leven, gaat Bayoumy verder.
“Beleid wordt gemaakt vanuit een mensbeeld: een veronderstelling over wat mensen willen, wat ze kunnen en hoe ze zich gedragen. Die beelden kunnen te simplistisch en eenzijdig zijn. Daardoor sluit het beleid niet aan bij wat mensen daadwerkelijk nodig hebben en vallen mensen tussen wal en schip. Dat zit soms ook in taal en bejegening. Je inleven in de leefwereld, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met mensen met ervaringskennis, leidt al tot verandering.”
Maak het vangnet passend door samen te werken
Dat hoeven gemeenten zeker niet alleen te doen, stelt Schuurmans. “Juist niet. De eerste signalen van bestaansonzekerheid komen juist vaak bij andere organisaties of netwerken binnen. Denk aan werkgevers, bibliotheken, speeltuinen, huisartsen, scholen en geloofsgemeenschappen. Deze voelsprieten kunnen helpen bij de signalering en mensen naar de juiste plek begeleiden. In co-creatie met deze partijen kunnen gemeenten het vangnet verder creëren en aanvullen. Om zo beter voor hun inwoners te zorgen.”
Bayoumy vult aan: “Samenwerking met sleutelpersonen op dit soort plekken zorgt voor een bredere blik op de problematiek en dus op de mogelijke aanpak.”
“Pas als alle inwoners op basisniveau kunnen meekomen kun je werken aan andere grote maatschappelijke vraagstukken.”
Dergelijke publiek-private en publiek-civiele samenwerkingen kunnen slagen als de overheid een actieve en zelfreflecterende houding inzet. “Je rol als gemeente in zo’n samenwerking is meer dan alleen het bij elkaar brengen van partijen”, zegt Bayoumy. “Het begint bij het zijn van een betrouwbare samenwerkingspartner. Daarvoor zijn belangrijke voorwaarden te onderscheiden, zoals de eigen publieke diensten echt voorspelbaar en toegankelijk te maken voor iedere inwoner. En zorgen dat het beleid uitvoerbaar en houdbaar is voor de langere termijn.”
“Houd ook in het oog dat je realistisch bent in de communicatie. En dus doet wat je belooft in beleidsplannen, collegeakkoorden en op de website.”
Bestaanszekerheid als basis in maatschappelijke opgaven
De aanpak van bestaansonzekerheid vraagt om fundamentele keuzes en ordening van prioriteiten: waar zet je je mensen en middelen in? “Dat kan schuren en keuzes vragen die de gevestigde orde doorbreken”, stelt Bayoumy. “Maar dat is wel wat nodig is. Dus betrek die sleutelpersonen en samenwerkingspartners en ga met elkaar in gesprek.”
“Het principe van community based werken biedt daarvoor een mooie basis, zodat je als gemeente dichter bij de inwoners komt te staan. Het is belangrijk dat alle inwoners op basisniveau kunnen meekomen. Pas dan kun je werken aan andere opgaven en grote maatschappelijke vraagstukken als kansenongelijkheid, jeugd en veiligheid, maar ook gezondheid.”
Een voorbeeld uit de praktijk
De toegevoegde waarde van samenwerking met scholen ondervond Bayoumy bij haar opdracht voor een landelijke stichting in het speciaal onderwijs. Het onderwijs is niet primair verantwoordelijk voor bestaanszekerheid, maar kan wel een belangrijke rol spelen in het signaleren en ondersteunen van gezinnen met een mogelijke hulpvraag.
Deze instelling voor speciaal onderwijs geloofde dat bestaansonzekerheid in de thuissituatie negatieve gevolgen had voor het volgen van onderwijs. Zij wilden met behulp van BMC een aanpak ontwikkelen die ouders en leerlingen rust en ruimte geeft. Dit resulteerde in de oprichting van een hulpteam dat laagdrempelige en gelijkwaardige ondersteuning biedt voor ouders van leerlingen en eigen medewerkers met geldzorgen.
“Het team luistert en zoekt uit waar mensen recht op hebben en waar maatschappelijke hulp ingeschakeld kan worden. Doordat ze handelen vanuit het gezin en niet vanuit een instantie, kan het team integraal contacten overnemen en net zo lang overleggen tot het geregeld is.”
Dit interview is eerder gepubliceerd in het magazine van Binnenlands Bestuur.