Paul Hofstra wil de kloof tussen de gemeente en de burger verkleinen
Het is een bekend liedje: gemeenten die klagen dat het Rijk ze te weinig geld geeft om hun taken goed uit te voeren. Paul Hofstra raadt ze aan zich wat minder te focussen op het Rijk, en meer op hun eigen inwoners: “Ga eens naar de mensen toe – vraag ze hoe zij het beste worden geholpen.” Een gesprek met de Vanberkel Professionals-Top Consultant over zijn missie om de effectiviteit van lokale overheden te vergroten.
Gretig, onafhankelijk, fanatiek en nooit bang om iemand de waarheid te vertellen. Dat is hoe Paul Hofstra twaalf jaar lang naam maakte in Rotterdam.
Als hoofd van de Rekenkamer was het aan hem en zijn team om de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gemeentelijk beleid te toetsen, en de immer scherpe manier waarop hij dat deed maakte hem niet bij iedereen geliefd. Hij zag het zelf als inherent aan de taak van de Rekenkamer, die “geen applausmachine” is, zoals hij het zelf graag verwoordde.
Inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, nam Hofstra vorig jaar afscheid van de Rekenkamer. Maar daarmee zijn de Nederlandse gemeenten nog niet van hem verlost.
“Op 31 mei had ik mijn laatste dag bij de Rekenkamer en op 1 juni ben ik begonnen bij Vanberkel Professionals”, vertelt hij met een glimlach. “Nu zet ik me in om gemeenten te helpen met het verhogen van hun beleidseffectiviteit.”
Meteen door. Het tekent de keerzijde van de beruchte reputatie Hofstra die in gemeentekringen genoot: zijn compromisloze werkwijze werd juist ingegeven door zijn hart voor de publieke zaak – en die zaak kan nog steeds de nodige hulp gebruiken.
“Er is nog altijd een afkalving gaande van de beleidseffectiviteit”, stelt hij vast. “Zozeer dat de uiteindelijke doelgroep – of dat nou ouderen zijn, jongeren, daklozen of wie dan ook – nauwelijks meer de effecten ziet van het gemeentebeleid.”
Groeiende kloof
Dit is op zichzelf natuurlijk al ernstig genoeg, maar draagt volgens Hofstra ook nog eens bij aan “de groeiende kloof” tussen enerzijds de burger en anderzijds het bestuur en de politiek. Dat het vertrouwen in de overheid de laatste jaren onder spanning staat zal weinigen zijn ontgaan, en Hofstra ziet het als een “heel groot probleem”.
“Waar ik eigenlijk constant mee bezig ben is alles zodanig te organiseren binnen de decentrale overheidscontext dat die kloof kleiner wordt”, vat hij zijn missie samen. “En de kern daarvan is het vergroten van de executiekracht van gemeenten.”
Daarvoor put hij uit de ervaring die hij opdeed in Rotterdam. “Op basis van die twaalf jaar Rekenkamer weet ik wel op hoofdlijnen waarom die executiekracht zo gering is.”
Naar de mensen toe
Gemeenten zelf lijken het ook wel te weten. Massaal wijzen ze naar het Rijk, waarvan ze afhankelijk zijn voor het overgrote deel van hun budget. En dat zou structureel tekortschieten. Simpel geldgebrek dus. Gevraagd of Hofstra hun analyse deelt is hij kort maar krachtig: “Dat is het dus níet.”
“Er zitten altijd mechanismes achter die het moeilijker maken of zelfs de verkeerde kant op duwen.”
Wat het dan wel is laat zich niet zo makkelijk in één zin vatten. “Het is een complex geheel”, aldus Hofstra. Wel stipt hij aan wat volgens hem een van de belangrijkste oorzaken is. “Gemeenten communiceren vooraf nauwelijks met de mensen die de doelgroep vormen van het beleid.”
“Ga eens naar de mensen toe – vraag ze hoe zij het beste worden geholpen”, adviseert hij gemeenten. “Hun input is toch van onschatbare waarde als je ze zo goed mogelijk wil bedienen?”
Onderliggende mechanismes
In grote lijnen identificeert Hofstra vier categorieën waarbinnen gemeenten hun beleidseffectiviteit kunnen verbeteren. Het ophalen van input bij de doelgroepen behoort tot de eerste. “Met die input kun je de hele opzet van het beleid verbeteren.”
Daarnaast moet de uitvoering strakker worden georganiseerd, de samenwerking binnen de ambtelijke diensten worden geoptimaliseerd en tot slot ook de samenwerking met externe partners (denk bijvoorbeeld aan jeugdzorginstellingen) worden verbeterd.
“Die vier categorieën moeten echt beter op elkaar aansluiten, beter georganiseerd worden – en dan zul je zien dat de uiteindelijke executiekracht een stuk groter wordt”, aldus Hofstra.
Tegelijkertijd onderkent hij dat het zo kort samengevat makkelijk lijkt dan het is. Het is niet voor niets dat het tot nu toe vrijwel nergens lukt. “Er zitten altijd mechanismes achter die het moeilijker maken of zelfs de verkeerde kant op duwen. Wat belangrijk is, is dat je zicht krijgt op die onderliggende mechanismes, anders blijf je diezelfde fout iedere keer maken en komt er nooit verbetering.”
Enig denkwerk
Deze mechanismes blootleggen, en op die manier zorgen voor verbetering in de vier categorieën is waar Hofstra en zijn team gemeenten bij helpen. Als één van de twee zogeheten Top Consultants van Vanberkel Professionals (naast Anneke van Zanen) houdt hij zich momenteel vooral nog bezig met het uitwerken van de propositie.
“We zitten nu in de pilotfase waarin we het uitrollen in gemeenten om te testen: hoe werkt wat ik op basis van mijn kennis en ervaring heb bedacht in de praktijk? Er zit natuurlijk enig denkwerk van mijn kant in, dus we moeten nog maar even kijken of het ook echt werkbaar is en leidt tot de gehoopte verbeteringen”, zegt hij met een knipoog.
“Ik vind het nog altijd mooi om iedere keer te worden uitgedaagd.”
Ook bemoeit Hofstra zich met de interne strategie van Vanberkel Professionals, dat (onder meer met de komst van de twee Top Consultants) stevig inzet op het uitbouwen van zijn consultingpropositie. Van oudsher richt het bureau zich met financiële dienstverlening vooral op het ondersteunen van de operationele processen van publieke organisaties.
“Met deze adviespropositie mikken we op de laag daarboven, het strategische niveau”, legt Hofstra uit. “Dat betekent ook dat het breder is dan alleen het financiële vlak. Het kan over alles gaan, van ouderen- of jeugdzorgbeleid tot de energietransitie of de woningcrisis. En we beperken ons overigens niet tot gemeenten – we richten ons op alle lokale overheden, dus bijvoorbeeld ook waterschappen en provincies.”
Momenteel zet Hofstra zich persoonlijk al in voor verschillende overheden – “denk aan coachingstrajecten voor hogere ambtenaren of bestuurders” – en tot slot draagt hij bij aan het verhogen van Vanberkels zichtbaarheid. “Zo ik spreek vaak op congressen en seminars en schrijf artikelen.”
Genoeg te doen
En daarmee heeft hij zijn bordje ook wel vol, aangezien zijn dienstverband bij Vanberkel zich beperkt tot twee dagen per week. Dat betekent overigens niet dat hij de rest van de week aan het golfen of tuinieren is. “Ik houd me ook nog bezig met bestuurs- en toezichtwerk en met schrijven”, geeft hij aan.
Mocht iemand nog twijfelen: achter de geraniums zullen we Hofstra voorlopig niet terugvinden. “De publieke zaak blijft me trekken. Ik vind het nog altijd mooi om iedere keer te worden uitgedaagd, om dingen te doen die niet in mijn dagelijkse routine liggen.”
“Daarnaast geniet ik ervan om samen te werken met al mijn nieuwe collega’s bij Vanberkel”, voegt hij direct toe. “Het is een prachtige, innovatieve club met heel veel jonge mensen en zij inspireren mij ontzettend, dus de komende jaren wil ik dit werk zeker blijven doen.”
Aan maatschappelijke uitdagingen zal het hem in ieder geval niet ontbreken, zo kan Hofstra bevestigen. “Er liggen natuurlijk vele opgaven, naast de genoemde energietransitie en woningcrisis is met de aanstaande Omgevingswet de volgende decentralisatie alweer in aantocht, en die is nog veel groter dan die hele jeugdzorg bij elkaar. Dus genoeg te doen voorlopig!”