Drie adviezen om de kosten van geneesmiddelen te verlagen
Uit onderzoek van Gupta Strategists blijkt dat meer dan de helft van de research & development-kosten voor medicijnen bestaan uit kapitaallasten. De onderzoekers wijzen op drie mogelijke manieren waarop deze kosten omlaag kunnen worden gebracht. Zo moet de ontwikkeltijd worden verkort, kunnen regels worden opgelegd aan universiteiten omtrent de verkoop van onderzoeksresultaten en kan er publiek geld worden ingezet voor de ontwikkeling van medicijnen.
Het ontwikkelen van een medicijn wordt steeds duurder. Gemiddeld genomen kost het voortbrengen van een nieuw geneesmiddel vandaag de dag al $2,5 miljard. Veruit het grootste deel hiervan gaat echter niet op aan het medicijn dat uiteindelijk bij de apotheek komt te liggen, zo blijkt uit onderzoek van Gupta Strategists: slechts 7% wordt besteed aan de succesvolle ontwikkeling van medicijnen, terwijl 40% opgaat aan mislukkingen en maar liefst 53% aan kapitaallasten. “Een medicijn ontwikkelen duurt tien tot vijftien jaar”, legt onderzoeker Daan Livestro van Gupta uit in het NRC – “Investeerders steken daar miljoenen in en verwachten rendement.”
In het rapport wordt uitgelegd dat de kapitaallasten bestaan uit de jarenlange financieringskosten die een farmaceut maakt om de periode te overbruggen totdat er eindelijk geld wordt verdiend aan een geneesmiddel. Het op de markt brengen van een geneesmiddel is immers een zeer langdurig proces. En hoe langer de ontwikkeltijd, hoe hoger het aandeel van de uitgaven dat opgaat aan kapitaallasten.
1. Verkort de testfase
Het eerste advies van Gupta is dan ook om te zorgen dat de tijd die het kost om een medicijn op de markt te krijgen wordt verkort. Hierbij is vooral winst te behalen in de drie testfases. In fase 1 wordt gekeken of het middel überhaupt veilig is voor mensen, in fase 2 wordt een indicatie gegeven of het middel werkt, en in fase 3 moet de werking wetenschappelijk worden bewezen. “Artsen moeten regelmatig twee, drie jaar doorbehandelen voordat ze er zeker van zijn dat een medicijn werkt”, zegt Livestro tegenover het NRC.
Het is deze lange laatste fase waarin de kapitaallasten het hardst oplopen. Gupta stelt dat deze testfase vaak kan worden versneld. In sommige gevallen kunnen de regels zelfs worden aangepast zodat de eerste gebruikersfase samenvalt met de laatste testfase. De eerste marktgebruikers worden dan goed in de gaten gehouden, en zijn zo tegelijkertijd proefpersonen. Momenteel staat het Europees Geneesmiddelen Agentschap dit in bepaalde gevallen al toe.
“Sommige medicijnen zijn hier meer voor geschikt dan andere”, zegt Matthijs Versteegh in het NRC. De directeur van het iMTA, dat medicijnenkosten analyseert, voegt toe dat het lastig is wanneer de onderzoeksresultaten subjectief zijn – zoals bij een behandeling tegen hoofdpijn of misselijkheid. Maar bij kanker, een ziekte waarbij de dood snel kan intreden, kun je volgens Versteegh snel een substantieel, zichtbaar effect zien: “In dat geval zou het goed zijn zo’n medicijn snel de markt op te krijgen.”
2. Beperk marktkapitalisatie
Daarnaast kan de mate waarin een medicijn te gelde wordt gemaakt aan banden worden gelegd. Preklinisch onderzoek vindt vaak plaats in universitaire ziekenhuizen, die de resultaten verkopen aan farmaceutische bedrijven. Die rekenen vervolgens vaak torenhoge prijzen voor een medicijn. Zo kocht Novartis een middel tegen een zeldzame kankersoort dat aan het Erasmus Medisch Centrum werd ontwikkeld. Dit verkoopt Novartis nu voor zo’n €23.000 per infuus, terwijl de eigen apotheek van het Erasmus Medisch Centrum het maakt voor €4.000 per infuus.
Om dit soort ongewenste situaties te vermijden, kan van universiteiten worden geëist dat ze hun uitvindingen alleen onder bepaalde voorwaarden verkopen. “Niet alleen: wie biedt het meeste geld, maar ook: welke beloftes worden gedaan over de toekomst van het middel. Kan de farmaceut bijvoorbeeld een garantie geven over het toekomstige prijsbeleid?”, legt Livestro uit. Terwijl de reële kosten van preklinisch onderzoek laag zijn, vallen de kapitaallasten erg hoog uit (34%) omdat het kapitaal zo’n lange tijd vast blijft staan. Daarom kan deze maatregel volgens Gupta een grote impact hebben.
3. Investeer publiek geld
Ten derde kan meer publiek geld worden ingezet om een groter deel van het research & development-traject te financieren: “Als we publiek geld gebruiken voor medicijnonderzoek, zijn er geen investeerders die hoge rendementen in ruil voor hun hoge risico’s verwachten”, aldus Livestro in NRC. “We zouden een smak geld beschikbaar kunnen stellen, waar partijen met veelbelovende middelen dan om moeten concurreren.” Ook is het mogelijk universiteiten van geld te voorzien en hen aan te moedigen een groter deel van het ontwikkeltraject op zich te nemen, bijvoorbeeld door de tests uit te voeren.
Ook Versteegh lijkt het een goed idee meer gebruik te maken van publiek geld. Hij wijst in NRC wel op mogelijke risico’s: “Het moet niet zo zijn dat een samenleving met premiegeld investeert in R&D, en dat we daarna de patenten kwijt zijn.” Ter illustratie van zijn punt haalt hij de VS aan. Terwijl er geen land is waar meer belastinggeld gaat naar medicijnontwikkeling, worden er ook nergens hogere medicijnprijzen gerekend. “Daarom moeten kapitaalverstrekkers mede-patenteigenaar worden.”
Overige mogelijkheden
Gupta geeft tot slot ook twee adviezen om de R&D-kosten van mislukte trajecten te drukken. Ten eerste kunnen farmaceutische bedrijven hun investeringscriteria optimaliseren om de kans op mislukkingen te minimaliseren, en ten tweede kunnen de regelgevers de goedkeuringscriteria voor nieuwe medicijnen nog eens onder de loep nemen, om te kijken of hier nog ruimte is voor verbetering.
Voor de ontwikkelkosten gerelateerd aan medicijnen die wel de markt halen heeft Gupta geen adviezen, grotendeels omdat – ironisch genoeg – dit maar zo’n klein deel van de totale R&D-kosten betreft, dat er weinig winst te behalen valt.