Niet-familielid helpt familiebedrijf in het buitenland vooruit
Familiebedrijven met een externe kracht in het bestuur zijn 7% meer actief in het buitenland. Bovendien blijkt dat hoe groter de invloed is van niet-familieleden op de strategie, hoe beter het familiebedrijf over de grens presteert en hoe meer buitenlandse omzet het maakt. Ook draagt meer geografische afstand bij aan de winstgevendheid van het familiebedrijf, die kan oplopen tot een verbetering van maar liefst 11%.
De directie van een familiebedrijf voorzien van een buitenstaander is voor sommigen misschien een vorm van vloeken in de kerk. Toch concluderen het Erasmus Centre for Family Business (ECFB), BDO en de Rabobank in een rapport dat een externe bestuurder een familiebedrijf kan helpen succesvol te zijn in het buitenland. Zo blijkt dat de mate van macht van externe bestuurders in verband staat met de prestaties van het familiebedrijf, aldus de onderzoekers: “Hoe groter de invloed van niet-familieleden op de strategie van een familiebedrijf, hoe beter het bedrijf in het buitenland presteert en hoe meer buitenlandse omzet het maakt.”
Voordeel in Verweggistan
De cijfers uit het onderzoek laten zien dat familiebedrijven die actief zijn in verre oorden met een buitenstaander aan de leiding tot maar liefst 11% beter presteren. Familiebedrijven kennen een sterke bedrijfscultuur die vaak is gebaseerd op familiewaarden. Die cultuur is geregeld meerdere decennia oud en lokaal getint. Het is dan lastig om op voorhand probleemloos zaken te doen met partners – aan de andere kant van de wereld – die er een wezenlijk andere professionele cultuur op nahouden. Volgens Pursey Heugens, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit en verbonden aan het onderzoek, ontbreekt het bij familiebedrijven wat dat betreft nog weleens aan specifieke kennis: “Externen brengen vaak de ervaring en expertise mee die nodig is om zaken te doen in het buitenland.”
Ook blijkt dat familiebedrijven die uitsluitend actief zijn in omringende landen niet gebaat zijn bij een externe bestuurder: zij scoren juist tot 3% hoger zonder inbreng van buitenaf. Vele klanten in bijvoorbeeld België en Duitsland kennen een Nederlands familiebedrijf al (tientallen) jaren, en bovendien hebben naburige landen een betrekkelijk verwante bedrijfscultuur, aldus het onderzoeksteam: “Onderscheidend aan familiebedrijven is dat ze op zoek gaan naar duurzame relaties met gelijkgestemde partners.” Heugens voegt toe: “Dat geeft ze vooral een strategisch voordeel in landen die focussen op de lange termijn.” Volgens de onderzoekers geldt dan ook de vuistregel: “Hoe groter de geografische afstand, hoe meer een externe bestuurder bijdraagt aan de winstgevendheid.”
Naast de bedrijfscultuur, speelt ook de algehele cultuur in het thuisland een rol. De onderzoekers stellen vast dat de mate van algemeen vertrouwen in buitenlanders onder de inwoners van een land in verband staat met de hoeveelheid aanwezige familiebedrijven die geneigd zijn om de grens over te gaan. Daarbovenop, zo is te lezen in het onderzoek: “Is ‘vertrouwen’ bij familiebedrijven sowieso een grote factor bij het zakendoen, dus is het logisch dat dat tevens meespeelt bij de beslissing om een buitenlandse markt op te gaan.”
Een duwtje in de goede richting
Volgens de onderzoekers hebben familiebedrijven vaak een zetje in de goede richting nodig, om op die manier de stap over de grens te maken. Zo blijkt dat hoe meer aandelen in handen zijn van externe partijen, hoe sterker de expansie naar het buitenland is, aldus Joost Vat, partner bij BDO: “Bedrijven die ervoor openstaan om een aandeelhouder of bestuurder met expertise van buiten de familie te betrekken bij de strategie, zijn doorgaans meer internationaal actief dan concurrenten waar dat niet gebeurt.” In lijn daarmee komt naar voren dat familiebedrijven met een externe bestuurder 7% meer internationaal actief zijn dan familiebedrijven met een familielid als voorzitter van het bestuur, de raad van commissarissen of de raad van toezicht.
Tevens neemt met elke procent extra aan externe aandeelhouders de buitenlandse omzet van een familiebedrijf met maar liefst 3,7% toe. Wat dat betreft loont het dus om externe aandeelhouders te hebben als het doel van het familiebedrijf internationale expansie is. Daarop voortbordurend neemt met elke procent aan extra externe aandeelhouders het gemiddeld aantal landen waarin in een familiebedrijf actief is met 2,6% toe.
Tot slot stelt het team van onderzoekers, niet geheel verrassend, dat beursgenoteerde familiebedrijven gemiddeld genomen 6% internationaler actief zijn dan vergelijkbare private familiebedrijven. Beursgenoteerde bedrijven hebben doorgaans meer externe aandeelhouders die vaker op kortere termijn resultaten willen zien en bijvoorbeeld inzetten op snelle groei via expansie in het (verre) buitenland. Die visie gaat niet optimaal samen met de ambities van veel private familiebedrijven, die gaan voor duurzame relaties met gelijkgestemde partners. Zij zullen mogelijk eerder kiezen voor handel met omringende landen.
Het volledige rapport kunt u downloaden op deze pagina.
Gerelateerd: De tien Nederlandse familiebedrijven die het beste worden geleid.