Digitale economie goed voor €338 miljard en 3,1 miljoen banen
De Nederlandse digitale sector is goed voor zo’n 1,5 miljoen directe banen en €182 miljoen aan directe waardecreatie. Bovendien zorgt de branche ook voor indirecte en afgeleide werkgelegenheid en waarde, wat nog eens 1,5 miljoen banen en €156 miljoen oplevert. Financiële dienstverlening en informatie en communicatie zijn de sectoren waarin ICT het grootst is, terwijl zich in de gezondheids- en welzijnszorg en de handel nog het meeste ongerealiseerd digitaal potentieel bevindt. Dit zijn enkele van de hoofdconclusies uit recent onderzoek van The METISfiles.
Het lijkt vandaag de dag praktisch onmogelijk niets mee te krijgen van de alsmaar verdergaande digitalisering van de economie. Ieder jaar weer speelt ICT binnen bedrijven een belangrijkere rol dan het jaar ervoor en niemand lijkt eraan te twijfelen dat dit voorlopig zo zal blijven.
Het kwantificeren en kwalificeren van de mate waarin digitaal wordt gewerkt en de opbrengst daarvan, blijkt echter lastig. Dit terwijl er een beter beeld gevormd kan worden van de bijdrage van ICT aan de Nederlandse economie als er nauwkeurige cijfers zijn omtrent aspecten als digitale intensiteit, digitaal toegevoegde waarde en digitale voetafdruk.
In opdracht van Nederland ICT, de branchevereniging van de Nederlandse ICT-sector, heeft onderzoeksbureau The METISfiles daarom onderzoek gedaan naar het belang van de digitale economie voor Nederland. Voor het onderzoek werd de digitale economie gedefinieerd als “dat deel van de economie waarvan de toegevoegde waarde wordt gerealiseerd door het gebruik van ICT”. Lotte de Bruijn, directeur van Nederland ICT: “Dat maakt het voor het eerst mogelijk om het effect van de digitale transformatie in kaart te brengen. Zo kunnen we beter zien waar digitale technologie al veel waarde toevoegt en waar nog veel potentie ligt.”
Bij deze inventarisatie van de huidige stand van zaken is vooral gekeken naar de invloed op de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde die de branche heeft. Men onderzocht daarbij zowel de directe als de indirecte effecten van ICT voor de Nederlandse economie. Ook was er aandacht voor de onderlinge verschillen tussen diverse branches en de toekomstige impact van ICT in ons land.
Directe en indirecte opbrengst
Op basis van de gehanteerde definitie concluderen de onderzoekers dat de omvang van de digitale beroepsbevolking in 2016 1,5 miljoen werkenden bedroeg, goed voor 21% van de werkzame beroepsbevolking die meer dan 12 uur per week betaald werk verricht. In 2013 was dit nog 17%, waarmee kan worden geconcludeerd dat de digitale intensiteit – oftewel het aandeel van de digitale beroepsbevolking in de totale beroepsbevolking – de afgelopen drie jaar in totaal met meer dan 20% toenam.
De toegevoegde waarde die door de sector wordt gecreëerd, is in dezelfde periode nog harder gestegen. Waar deze in 2016 uitkwam op €182 miljoen – goed voor een aandeel van 30% in het totale bbp – was dat in 2013 nog €130 miljoen, zodat de groei over de laatste drie jaar hier in totaal zo’n 40% was. Marcel Warmerdam, analist van The METISfiles, geeft toelichting: “Dat de digitaal toegevoegde waarde de afgelopen drie jaar 40% is gegroeid, geeft aan hoe snel ICT en ‘digitaal’ zich innestelen in de Nederlandse economie. In 2021 zal meer dan de helft van het digitale potentieel gerealiseerd zijn.”
Voor zowel de waarde als werkgelegenheid staan de bovenstaande cijfers alleen nog maar voor de directe effecten van ICT in Nederland. Aangaande de werkgelegenheid is er ook sprake van een indirect effect van ruim 900.000 arbeidsplaatsen. Volgens de onderzoekers ontstaan deze door toenemende werkgelegenheid in de leveranciersketen van bedrijven die ICT gebruiken of produceren. Daarnaast gaan ze ook uit van een afgeleid werkgelegenheidseffect dat nog eens 600.000 banen oplevert. Deze zouden tot stand moeten komen dankzij een stijging van de consumptieve bestedingen als gevolg van het directe en indirecte werkgelegenheidseffect.
Ook wat betreft de toegevoegde waarde is er volgens de onderzoekers sprake van een indirect en een afgeleid effect. De indirecte extra waarde, die wordt geraamd op €95 miljoen, ontstaat vanuit de vraag naar goederen en diensten vanuit de sectoren waarbinnen de ICT-beroepsbevolking werkzaam is. De afgeleide waarde ontstaat wederom uit het consumptie-effect en moet goed zijn voor nog eens €60 miljoen. Om tot de totale ‘ICT-voetafdruk’ in ons land te komen, moeten de directe, indirecte en afgeleide effecten bij elkaar worden opgeteld, waarmee deze voetafdruk uitkomt op 3,1 miljoen banen en €338 miljard aan toegevoegde waarde.
Digitale intensiteit
Terwijl de gemiddelde digitale intensiteit in 2016 uitkwam op 21%, zijn er natuurlijk aanzienlijke verschillen per sector. Met een intensiteit van tegen de 90%, zijn er twee duidelijke koplopers, namelijk het financial services segment en de informatie en communicatiebranche. Op gepaste afstand volgt de sector verhuur en handel van onroerend goed op de derde plaats, met een intensiteit van iets meer dan 60%, gevolgd door specialistische zakelijke diensten met zo’n 45%.
Verder komen alleen de sectoren overige dienstverlening, verhuur en overige zakelijke diensten en energievoorziening uit op een digitale intensiteit boven de 20%. Met zo’n 5% komt men – wellicht weinig verrassend – de laagste intensiteit tegen in de sector landbouw, bosbouw en visserij. Andere branches met een relatief laag percentage zijn de gezondheids- en welzijnszorg, onderwijs, horeca, handel, bouwnijverheid en industrie.
Digitale waarde
Gekeken naar het aandeel dat deze verschillende sectoren hebben in digitale waardecreatie, blijkt deze grofweg gelijk te lopen met de digitale intensiteit. Wanneer de toegevoegde waarde niet wordt beschouwd in procenten maar in euro’s, ontstaan er wel enkele verschillen. Het financial services segment komt uit de bus als de sector die het meeste binnenbrengt, waarbij het niet uitmaakt of de directe en afgeleide waarde worden meegerekend. De door de sector gegenereerde directe waarde is €40 miljoen, waar nog zo’n €16 miljoen aan indirecte en €11 miljoen aan afgeleide waarde bijkomt, om op een totaal van ongeveer €67 miljoen uit te komen.
De tweede plaats is voor de informatie en communicatiesector. Als de afgeleide waarde niet wordt meegeteld, eindigt de sector met een waardetoevoeging van net iets meer dan €40 miljoen ongeveer gelijk met de sector verhuur en handel van onroerend goed. De aanzienlijk hogere afgeleide waarde zorgt ervoor dat de informatie en communicatiesector toch hoger uitkomt. Deze is in de verhuur en handel van onroerend goed zelfs zo laag dat de specialistische zakelijke dienstenbranche in totaal ook op meer waarde uitkomt, terwijl de opgetelde directe en indirecte waarde hier lager is dan in de verhuur en handel van vastgoed. Wel is in de vastgoedsector, met een bedrag van iets minder dan €20 miljoen, de indirecte toegevoegde waarde hoger dan in welke andere branche dan ook.
Wanneer de digitale beroepsbevolking niet met elkaar wordt vergeleken maar met de rest van werkend Nederland, blijkt de gemiddelde arbeidsproductiviteit van ICT’ers maar liefst 40% hoger te liggen dan de gemiddelde productiviteit onder de Nederlandse beroepsbevolking: terwijl de doorsnee Nederlandse werknemer per jaar zo’n €85.000 per jaar aan waarde toevoegt, is dat bij ICT’ers ongeveer €117.000.
Werkgelegenheid
De onderzoekers hebben ook uitgezocht hoe de digitale werkgelegenheid in ons land is verdeeld tussen de verschillende branches. Drie sectoren steken er duidelijk bovenuit: specialistische zakelijke diensten, financiële dienstverlening en informatie en communicatie. Alle drie genereren ze in totaal rond de 500.000 arbeidsplaatsen. De specialistische zakelijke dienstenbranche eindigt duidelijk bovenaan, onafhankelijk van het al dan niet meetellen van de indirecte en afgeleide banen. Financiële dienstverlening eindigt als tweede, op de voet gevolgd door informatie en communicatie, dat zonder de afgeleide banen mee te rekenen op de tweede plek zou uitkomen.
De overige sectoren ontlopen elkaar over het algemeen veel minder. Drie van hen weten meer dan 200.000 banen te scheppen, namelijk de verhuur en verkoop van onroerend goed, de handel en de industrie. Het laagste aantal banen op het gebied van ICT is afkomstig uit de delfstoffensector, gevolgd door landbouw, bosbouw en visserij en door waterbedrijven en afvalbeheer.
In vergelijking met de absolute hoeveelheid toegevoegde waarde, valt op te merken dat de sectoren financiële dienstverlening en verhuur en verkoop van onroerend goed voor weinig werkgelegenheid zorgen. Andersom wordt er in de zorg weinig waarde toegevoegd in verhouding tot de werkgelegenheid, waarbij wel moet worden opgemerkt dat er in de zorg essentiële vormen van waarde worden gecreëerd die niet in geld zijn uit te drukken.
Digitaal potentieel
Met het digitaal potentieel wordt gedoeld op het potentieel maximale aandeel van de digitale beroepsbevolking in de gehele beroepsbevolking. Om dit potentieel voor de komende jaren goed te kunnen voorspellen, keken de onderzoekers onder meer naar de houdbaarheid van beroepen. Zo worden arbeidsplaatsen als brandweerman, verpleegster, CEO, salesmanager en ingenieur gezien als zeer bestendig, terwijl banen als administratief medewerker, data-entry werker, belastingadviseur, chauffeur, accountant, horlogemaker en telemarketeer veel minder toekomstperspectief bieden.
Verder probeerden de onderzoekers per sector tot een inschatting te komen van de mate waarin beroepen in de komende vijf jaar voor meer dan 50% van de werkzame tijd afhankelijk zullen worden van ICT. Naar voorspelling kwam het potentieel in 2016 uit op 3,7 miljoen banen. Aangezien er in dat jaar 1,5 miljoen mensen daadwerkelijk actief waren in de ICT, zorgt dit voor een gerealiseerde digitaal potentieel van 40%. Naar verwachting zullen er tot 2021 zo’n 400.000 banen bijkomen, waarmee het gerealiseerde potentieel oploopt tot 53%. Hiermee loopt tegelijkertijd ook de digitale intensiteit op, van 21% naar 26%.
Wanneer er wordt ingezoomd op de verschillende sectoren, blijken er aanzienlijke onderlinge verschillen te zijn in ongerealiseerd potentieel. De sector specialistische zakelijke diensten verschaft met zo’n 260.000 arbeidsplaatsen nu al het meeste werk, maar heeft tegelijk ook de grootste hoeveelheid ongerealiseerde potentie. De onderzoekers voorzien dat er hier tot 2021 ongeveer 90.000 extra banen zullen ontstaan.
De twee andere sectoren die qua huidige werkverschaffing bij de specialistische zakelijke diensten in de buurt komen, zijn financiële dienstverlening en informatie en communicatie, elk goed voor zo’n 240.000 banen. In tegenstelling tot de specialistische zakelijke dienstensector is er binnen deze sectoren echter nauwelijks sprake van ongerealiseerd potentieel.
Sectoren waar naar verwachting de komende jaren juist veel nieuw ICT-werk ontstaat, zijn de gezondheids- en welzijnszorg en handel. In de zorgsector werken momenteel zo’n 115.000 ICT’ers en de onderzoekers verwachten dat dit aantal in 2021 de 200.000 nadert. In de handel verwacht men dat het aantal digitale banen zal stijgen van zo’n 130.000 tot ongeveer 215.000. Daarmee is het ongerealiseerde potentieel in relatie tot het huidige aantal banen veruit het grootst in deze twee branches.
De onderzoekers houden wel een slag om de arm wat betreft hun prognoses voor de komende jaren. Het is natuurlijk onmogelijk de toekomst exact te voorspellen en dit wordt nog eens versterkt als er nieuwe technologieën in het spel zijn, zoals het Internet of Things, 3D-printen, kunstmatige intelligentie, autonome voertuigen en blockchain. Gezien deze vele innovaties, waarvan het nog niet geheel duidelijk is hoe ze zich zullen ontwikkelen, is het moeilijk vast te stellen waar we over vijf jaar precies zullen staan. Het enige wat zeker lijkt, is dat de rol van ICT de komende tijd alleen maar verder zal toenemen.