Public Matters en UvA presenteren onderzoek naar lobbysector
Aankomende donderdag maken Public Matters en de Universiteit van Amsterdam (UvA) de resultaten bekend van hun gezamenlijke onderzoek naar de lobbysector. Tijdens het jaarlijkse Lobbyseminar ‘Lang leve de lokale lobby’ zullen ze ingaan op hoe lobbyen in zijn werk gaat, hoe volwassen – kijkende naar de operaties – de sector is, en in welke mate internationaal lobbyen verschilt van lokale belangenbehartiging.
Lobbyen en politieke belangenbehartiging zijn onlosmakelijk verbonden met het beleidsvormingsproces. Dit geldt voor zowel “Den Haag” als daarbuiten, in Berlijn, Londen of in het Amerikaanse White House. De intentie van lobbyisten, en de organisaties die deze inhuren, is om te lobbyen met overheidsfunctionarissen om zo een mate van invloed te krijgen op het juridische proces, met de hoop dat wetgeving hun eigen bedrijfsactiviteiten ten goede komt.
Het lobbydomein is enorm. Volgens data van Statista, werd alleen al in de Verenigde Staten vorig jaar meer dan $3,15 miljard uitgegeven aan lobbyen, meer dan twee keer zoveel dan ten tijde van de millenniumwisseling. Ook in Europa is het niet anders – de Europese lobby-industrie is een multi-miljarden ecosysteem, met daarin lobbyisten en in hun kielzog accountants, financiële adviseurs, belastingexperts en advocaten.
Volgens Corporate Europe Observatory (CEO), een toezichthouder die zich inzet voor meer transparantie, zijn er in Brussel tenminste 30.000 lobbyisten actief. Dat is bijna net zoveel als de 31.000 werknemers van de Europese Commissie en is na Washington, de op een na grootste concentratie van lobbyisten. Binnen dit landschap zijn voorbeelden van grote organisaties die vooroplopen binnen het Europese lobbydomein, onder meer: Fleishman-Hillard, consultancybureau FTI Consulting, het Belgische Interel European Affairs, Burson-Marsteller en het Zweedse kreab.
Grote macht in het politieke doolhof
Volgens schattingen van CEO lukt het lobbyisten om op tot zo’n 75% van alle wetgeving invloed uit te oefenen, iets dat volgens tegenstanders een gevaarlijk hoog percentage is. In Nederland leidde een soortgelijke conclusie twee jaar geleden al tot grote ophef. Transparency International, een internationale anti-corruptiewaakhond, bracht onderzoek naar buiten waaruit bleek dat politiek Den Haag “een speeltuin is” voor lobbyisten. Het proces waarbij het bedrijfsleven beleid zou beïnvloeden is volgens de onderzoekers ondoorzichtig en er is een groot gebrek aan wettelijke regels.
Het gevolg is dat de burger dan nodig buitenspel wordt gezet en daarnaast ligt corruptie op de loer, zo luidt de conclusie van het rapport ‘Lifting the lid on lobbying voor Nederland’. Het advies is helder: er moeten meer regels worden opgetuigd voor de Nederlandse lobbysector en er moet gerichte focus komen op naleving daarvan.
Lobbying gebeurt op uiteenlopende niveaus, bij presidentiële verkiezingen, besluitvorming in de EU of in Den Haag, tot op lokaal overheidsniveau. Zo worden ook in Nederlandse stadhuizen informatie en standpunten voor belanghebbenden onder de aandacht gebracht van burgemeesters, wethouders en raadsleden. Volgens schattingen van brancheorganisatie BVPA telt ons land zo’n 25.000 lobbyisten. Daaronder vallen mensen die in deeltijd verschillende petten op hebben. Den Haag vormt niet verrassend het epicentrum – voor elk Tweede Kamerlid zijn er zeven lobbyisten fulltime aan de slag.
In een poging om de lobbysector beter in kaart te brengen, heeft Public Matters, een public affairs en lobby adviesbureau uit Den Haag, samen met Marcel Hanegraaff, assistent professor aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), een onderzoek uitgevoerd naar de sector. Onder meer de volgende vragen werden onderzocht: Wie lobbyen daar? Wat is de impact en mate van professionaliteit? Verschilt dat met belangenbehartiging in de nationale politieke arena? Hoe wordt eigenlijk op lokaal niveau gelobbyd?
De resultaten van het rapport zullen aankomende donderdag 26 oktober, tijdens een jaarlijks lobbyseminar in Den Haag (Glazen Zaal) – ‘Lang leve de lokale lobby’ – worden gepresenteerd. Jan van Zanen, Burgemeester van Utrecht en voorzitter van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), heeft het eerste exemplaar in handen gekregen – hij geeft tijdens het event middels een videoboodschap zijn reactie op de belangrijkste uitkomsten. De onderzoekers hopen uiteindelijk dat het rapport verdiepend inzicht biedt in de wisselwerking tussen lokale beleidsmakers en belangenbehartigers, in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2018.