Wereldwijde infrastructuur heeft biljoenen aan extra investering nodig
Tussen nu en 2030 is er zo’n $49 biljoen aan investeringen in economische infrastructuur nodig. Dat blijkt uit een nieuw onderzoeksrapport naar de ontwikkeling en verwachte behoefte aan onder meer wegen, sporen, waterleidingen, energienet en telecominfrastructuur wereldwijd. Vergeleken met de historische trends in infrastructurele investeringen, blijkt dat er $5,2 biljoen meer geïnvesteerd moet worden dan tot nu gebruikelijk om aan de toekomstige behoefte te kunnen voldoen.
De totale waarde van gebouwen en infrastructuur wereldwijd werd in 2015 geschat op een bedrag van ruim $218 biljoen. Een groot deel van deze bebouwde omgeving begint echter verouderd te raken, terwijl in veel opkomende economieën de vraag naar infrastructuur aanzienlijk stijgt door demografische veranderingen.
In een recent onderzoek heeft McKinsey & Company gekeken naar de ontwikkeling van de investeringen in infrastructuur wereldwijd afgezet tegen de verwachte vraag naar infrastructuur in de jaren tot 2030. In het onderzoek baseert het consultancybureau zich op een zelfgebouwd economisch model, dat is verrijkt met data uit drie bronnen: de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD), de International Energy Agency (IEA), en Global Water Intelligence (GWI). Uit het onderzoek blijkt dat er een aanzienlijke kloof bestaat tussen de investeringen die nodig zijn en de investeringen die op de planning staan voor de komende 13 jaar.
Toekomstige investeringen
Uit de analyse van de consultants blijkt dat opkomende economieën ook in de komende jaren aanzienlijke bedragen zullen moeten investeren in het ontwikkelen van hun infrastructuur. Van de $49,1 biljoen die volgens de analyse van de consultants nodig is in de vijftien jaar tot 2030 zal 60% van de investeringen gedaan moeten worden in opkomende economieën. Als grootste opkomende economie was China tussen 2000 en 2015 goed voor 26% van de totale wereldwijde investeringen in infrastructuur in die periode. Voor de benodigde investeringen in infrastructuur tussen 2016 en 2030 zal China echter zijn aandeel verder moeten verhogen tot 29% van de wereldwijde investeringen, of $14 biljoen. India zal naar verwachting zijn investeringen in infrastructuur ruim moeten verdubbelen naar ongeveer $3 biljoen.
Aan de andere kant van het spectrum zal het aandeel van ontwikkelde economieën in de wereldwijde investeringen in infrastructuur gaan afnemen. De VS en Canada behouden hun gezamenlijke aandeel van 22%, maar West-Europa zal 4% minder van de wereldwijde investeringen moeten gaan dragen. In absolute bedragen komt dit echter uit op een stijging van de investeringen in West-Europese infrastructuur met $0,8 biljoen naar bijna $5,9 biljoen. Het aandeel van ontwikkelde economieën in Azië, zoals Japan, halveert naar 7% en is daarmee de enige regio wereldwijd die minder investeringen in infrastructuur nodig heeft de komende periode – ontwikkeld Azië heeft naar verwachting $3,4 biljoen aan infrastructurele investeringen nodig tot 2030, ten opzichte van bijna $4,4 biljoen in de afgelopen vijftien jaar.
Toekomstige behoefte
Als de totale benodigde investering van $49 biljoen wordt opgedeeld in jaarlijkse investeringen, zal tot 2030 ieder jaar gemiddeld zo’n $3,3 biljoen moeten worden geïnvesteerd in infrastructurele projecten* - wat neerkomt op ongeveer 3,8% van het wereldwijde BBP. Het grootste deel van dit jaarlijkse bedrag zal moeten worden geïnvesteerd in het energienet en stroomopwekking met $1 biljoen per jaar. Daarna heeft het wereldwijde wegennet de meeste investering nodig, met gemiddeld $0,8 biljoen per jaar, gevolgd door de water- en de telecominfrastructuur, die elk $0,5 biljoen aan investeringen behoeven per jaar.
Historische trends
Volgens het onderzoek naar historische trends in infrastructurele investering, werd er tussen 1992 en 2013 3,5% van het wereldwijde BBP in economische infrastructuur geïnvesteerd. China gaf in die tijd gemiddeld veruit het grootste deel van zijn BBP uit aan infrastructuurprojecten – 8,6%, ten opzichte van 4,9% in India. Andere regio’s die bovengemiddeld veel investeerden in hun infrastructuur waren ontwikkelde economieën in Azië & Oceanië (4,6%), het Midden-Oosten (4,3%), Oost-Europa (4,1%) en opkomende economieën in Azië, exclusief China en India, met 3,6%. Noord-Amerika en West-Europa bleven beiden onder het wereldwijd gemiddelde met elk 2,5% van hun BBP als jaarlijkse investering in infrastructuur.
Investeringskloof
Ten opzichte van de historische trends bestaat er voor de toekomstige investeringsbehoefte een wereldwijde investeringskloof van circa $5,2 biljoen. De grootte van de kloof, die wereldwijd ongeveer 0,4% van het BBP bedraagt, verschilt echter aanzienlijk tussen verschillende landen en economieën.
China, het land dat het grootste deel van de wereldwijde investeringen voor zijn rekening neemt, is tevens van de G20 het land dat zijn investeringen het meest kan terugschroeven de komende 15 jaar. Het land kan zijn investeringen terugbrengen tot 5,5% volgens de onderzoekers – het BBP groeit sneller dan de behoefte aan infrastructuur. India zal daarentegen zijn investeringen infrastructuur moeten opschroeven met 0,5% van zijn BBP.
Andere G20-landen, naast China, die hun investeringen kunnen terugschroeven zijn Japan (-1,5%), Australië (-1,2%), Qatar (-0,3%) en Rusland, Italië en Frankrijk met elk -0,1%.
* In de berekeningen in het onderzoeksrapport is nog geen rekening gehouden met de wereldwijde doelstellingen die zijn vastgesteld tijdens COP21 in Parijs en in de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties.