Rijnconsult: Risicofactoren voor gemeentelijk bestuur
Erwin van de Pol, organisatieadviseur bij Rijnconsult, komt na jarenlange ervaring als adviseur van Colleges tot een aantal opmerkelijke risicofactoren voor goed gemeentelijk management.
‘Macht verslijt slechts hen die het niet hebben’ is een bekende uitspraak van de Italiaanse politicus Giulio Andreotti. Binnenkort komt aan die slijtageslag voor velen een einde. Na de verkiezingen treedt een deels nieuwe lichting bestuurders aan. Ongetwijfeld allemaal mensen die bezield zijn door politieke idealen, levend met het idee dat ze het verschil kunnen gaan maken. En dat het wrakhout van de maatschappij aanspoelt in het openbaar bestuur, is natuurlijk beledigend voor mensen die alle schepen achter zich verbranden om de politieke gemeenschap te dienen.
Maar vaak zijn die schepen al een tijdje geleden verbrand. Iemand die in de politiek gaat, heeft daarbuiten natuurlijk ook al een leven gehad. En los van de bevlogenheid om iets te betekenen voor partij en dorp, is er in dat niet-politieke leven vaak iets gebeurd dat de politieke ambities een zetje of zelfs een flinke duw heeft gegeven. Een traumaatje, dat gesublimeerd moet worden door een mooie openbare positie. Met macht. Vaak betreft dit rechtse politici, niet van nature gewend in een ambtelijke biotoop te leven en vaak ook gekozen op anti-ambtenarensentiment. Met alle gevolgen van dien voor het gemeentelijke management.
Het Johan Cruijff-syndroom
Maar ook ter linkerzijde is iets aan de hand. Al een jaar of vijftien leg ik als begeleider van Colleges bestuurders een test voor, waaruit naar voren komt welke werkstijlen het meest bij ze passen. Links georiënteerde politici scoren zichzelf opvallend vaak laag op macht. Maar de mensen met wie ze werken die ook de vragenlijst voorgelegd krijgen, herkennen in veel gevallen juist een zeer grote sturing op macht bij dezelfde persoon. Ik ben het nu zo vaak tegen gekomen dat deze blinde vlek me begint te fascineren. Zo kom ik opvallend veel linkse politici tegen die in hun vrije tijd graag spelletjes spelen.
Daarnaast is een opmerkelijk aantal gemeentesecretarissen de afgelopen zittingsperiode de dupe geworden van al dan niet leefbaar opportunisme. Wij zien in onze praktijk dat loyale gemeente-secretarissen het slachtoffer zijn van het in wethouderskringen welig tierende Johan Cruijff-syndroom: het verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen is onbekend in combinatie met permanente intimidatie en als belangrijk kenmerk eerst de man spelen, dan de bal. Een goed samenwerkend College met als motortje een ervaren gemeentesecretaris is van levensbelang. Wethouders die voor de korte termijn gaan, dat is geen nieuws in de politiek. Maar de gemeentesecretaris die in de termen van hoogleraar Bestuurskunde Arno Korsten ‘een schietschijf is waarbij net zolang kogels worden afgevuurd tot het raak is’, dat kan nooit goed zijn.
Tot slot is er voor elke adviseur het leerstuk van de corruptie. Nederland mag dan nummer 9 in de lijst van minst corrupte landen zijn, voor zelfgenoegzaamheid is geen enkele aanleiding. Ik deel hier drie factoren waar ik in de loop der jaren op ben gaan letten.
Zand- en kleigronden
Allereerst de grens tussen klei en zand. Al ver voor Fortuyn-revolutie met haar opkomst van de Leefbaren wemelde het op de zandgronden van lokale partijen. Op het zand was er bij gebrek aan waterwegen eeuwenlang weinig mobiliteit. De groep, de kring waarin men leeft, was en is op het zand nu nog steeds bepalender dan op de kleigronden. Dat merk je aan het verenigingsleven, de tradities, de collectieve feesten. Zonder die groepen te onderkennen, zonder de sociale verbindingen te doorzien en de sleutelfiguren daarin, kun je gelijk hebben, maar je krijgt het niet. Want klei is vruchtbaar, maar zand filtert.
Dat vindt zijn weerslag in de bestuurscultuur met alles erop en eraan. Relaties kunnen op het zand belangrijker zijn dan regels: het klassieke verschil tussen universalistische (regel-) en particularistische (relatie)culturen. Sterk in de lokale groepscultuur gewortelde bestuurders zijn overigens niet per definitie corrupter. Er zitten ook voordelen aan. Sterker nog, de luchtige omgang met bestuurlijke processen in Brabant is juist een succesfactor.
Een ander aspect dat kwetsbaar maakt voor corruptie is het mengen van functies. Velen vinden het normaal dat gemeenteambtenaren in een buurgemeente raadslid zijn of zitting hebben in de Provinciale Staten – zij kunnen dus politieke besluiten nemen over zaken waar ze als ambtenaar bij betrokken zijn. Of dat een lokaal bestuurder plaatsneemt in de Eerste Kamer, zoals de gevallen Roermondse wethouder Jos van Rey. Mijn ervaring is dat als je dit aan de kaak stelt, je een open zenuw raakt.
Oneindige goedheid
Het laatste corruptiegevoelige aspect valt samen te vatten onder de noemer ‘oneindige goedheid’. Ooit, in de jaren tachtig, kreeg ik een boek over de Milanese buitenwijk Milano 2. Het zag er oogverblindend uit, zwembaden, groen, stijlvolle architectuur, wel sociale woningbouw. Het was het eerste vastgoedproject van Berlusconi. Ik was er laatst in de verwachting een vervallen wijk te zullen zien, rijp voor de opnames van een mafiafilm. Het bleek er echter nog steeds prachtig. Oudere middenklassers langs de weg en de mensen die ik sprak hadden eerzame beroepen. Nog steeds sociale woningbouw dus. Dankzij Silvio. Zoals Roermond de afgelopen jaren een metamorfose heeft ondergaan, mede dankzij de weldaden van Jos van Rey.
Alle bestuur begint vanuit een idee van oneindige goedheid. ‘Ik doe goed, wat zeuren ze nou?’ In een ons-kent-ons-bestuurscultuur is er vervolgens vaak geen tegenkracht. Is iemand ook nog op twee fronten actief in politieke of ambtelijke kring, dan ontstaan risico’s. Leidt iemand daarbij ook nog aan het Johan Cruijff-syndroom dan kan en mag uiteindelijk alles, tot aan het ontslaan van goede en loyale ambtenaren toe.