Nederlandse industriële bedrijven betalen veel meer voor stroom
Grote industriële bedrijven in Nederland betalen veel meer voor hun stroomverbruik dan hun concurrenten in omringende landen. Het verschil kan oplopen tot wel 66%, zo blijkt uit onderzoek van het Duitse consultancybureau E-Bridge, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Dat Nederlandse industriële bedrijven veel betalen voor hun stroom is al jaren een ergernis binnen de sector. Er kwamen zelfs zoveel signalen binnen bij de VEMW – de belangenbehartiger voor zware energiegebruikers in Nederland – dat de brancheorganisatie meerdere malen bij het kabinet aandrong op actie.
Demissionaire ministers Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) Rob Jetten van (Klimaat en Energie) lieten het onderzoeken. De studie bevestigt de zorgen die zijn geuit vanuit de VEMW en de sector.
Zo betaalt een industrieel bedrijf in Nederland effectief €95 per megawattuur (MWh). In Frankrijk ligt dat maar liefst 66% lager, op afgerond €32 per megawattuur. Ook bedrijven in Duitsland en België zijn aanzienlijk voordeliger uit: respectievelijk 52% en 41%.
Ingrid Thijssen, voorzitter van ondernemersorganisatie VNO-NCW (die net als de VEMW al langer klaagt over de verschillen), zegt tegenover het FD dat de verschillen onacceptabel zijn. “De Nederlandse industrie heeft te maken met een zeer ongelijk speelveld. Dit kan zo niet doorgaan.”
Drie redenen
Waar gaat het dan mis? Het heeft volgens het onderzoek te maken met drie factoren. Om te beginnen is het produceren van stroom in Nederland duurder dan in omringende landen. Waarom precies is niet in kaart gebracht, maar duidelijk is dat Frankrijk een aanzienlijk kostenvoordeel heeft omdat het veel kernenergie opwekt.
Punt twee: de nettarieven zijn hoger in Nederland. Deze zijn in ons land de afgelopen jaren fors gestegen om uitbreiding van het net te bekostigen, onder meer om offshore-windmolenparken aan te kunnen aansluiten.
Het grootste deel van het verschil zit echter in de kortingen die aan industriële bedrijven worden gegeven. Duitsland, Frankrijk en België geven hun industrieën grote kortingen. Dat deed Nederland vroeger ook, maar dit is vorig jaar afgeschaft.
Nederland schafte de kortingen af in reactie op een oordeel van de Autoriteit Consument & Markt, die oordeelde dat deze korting op grond van Europese regels niet is toegestaan. De omringende landen trekken zich hier echter weinig van aan, aldus het onderzoek.
Waarom geen gelijk speelveld?
Adriaansens en Jetten laten in een brief aan de Tweede Kamer weten dat ze bezorgd zijn over de ontwikkeling. “Het lijkt erop dat de toezichthouders in omringende landen de Europese regelgeving anders interpreteren of anders toepassen”, schrijven ze.
“Er bestaat [door het concurrentievoordeel] een aanzienlijk risico dat geëlektrificeerde Nederlandse bedrijven ervoor kiezen om volledig te stoppen of hun productie naar het buitenland te verplaatsen.”
Grote zorgen
De vrees is ook dat bedrijven niet kunnen concurreren op de Europese markt. Vorig jaar moesten meerdere fabrieken de deuren sluiten vanwege de hoge energiekosten. Denk aan Nyrstar in Budel (vooralsnog tijdelijk, terwijl de vestiging in België wel kan doordraaien) en Aldel in Delfzijl. Sommige politici vrezen dat, als er niks wordt gedaan, meer sluitingen zullen volgen.
Het onderzoek van E-Bridge toont aan dat het aan de overheid is om deze verandering in gang te zetten. Bij het huidige beleid en de ontwikkelingen in de markt zullen de kosten voor elektriciteitsproductie in Nederland in de periode tot 2030 maar licht dalen. Maar dat gebeurt ook in België en Duitsland, dus qua concurrentiepositie schieten Nederlandse bedrijven daar weinig mee op.