Inzet van data helpt mode-industrie bij behalen van klimaatdoelen
De fashionindustrie heeft flinke ambities als het gaat om verduurzaming. Er is echter nog een lange weg te gaan, want slechts een zeer klein deel van kledingstukken wordt duurzaam geproduceerd of gerecycled. Kristel Lanjouw, directeur bij IG&H, pleit voor meer gebruik van data om de sector – en consumenten – op de goede weg te helpen.
Door de groeiende productie neemt de kledingberg de komende jaren aanzienlijk toe: de textielproductie zal toenemen tot 145 miljoen ton in 2030.
Cijfers laten zien dat bijna 3% van de onverkochte kledingstukken in Nederland wordt verbrand – equivalent aan 150 ton CO2-uitstoot – en slechts 3% wordt gerecycled. En dat terwijl is vastgelegd dat 20% van de kleding hergebruikt moet kunnen worden vanaf 2025. Er is dus nog lange weg te gaan.
Onderzoek toont aan dat de meerderheid van de Nederlanders duurzaamheid belangrijk vindt bij kleding- en schoenmerken. Maar een mening verplaatst geen bergen.
Met gebruik van data maken we de toeleveringsketen van de mode-industrie inzichtelijker. Modemerken beschikken al over bergen data: informatie over gebruikte materialen en transport. Niemand wisselt data uit, waardoor de keten ondoorzichtig blijft. De Europese Unie wil dat veranderen met invoering van het digitale productpaspoort (DPP).
Met dit paspoort krijgen consumenten inzicht in de ecologische en sociale impact van producten. In het paspoort staat informatie zoals CO2-voetafdruk en arbeidsomstandigheden, en het is bedoeld om de consument een kans te geven geïnformeerde keuzes te maken. Als de CO2-voetafdruk van een product hoog is, kan de consument kiezen het product links te laten liggen.
Modemerken hoeven niet te wachten tot het digitale productpaspoort in werking treedt. Hoe eerder ze met hun data aan de slag gaan, hoe beter. Zowel consumenten als de wereld als geheel plukken er de vruchten van.