Digitalisering in onderwijs is geen bijzaak maar prioriteit
De coronacrisis heeft digitalisering binnen het onderwijsdomein nog meer naar de voorgrond gebracht. Tijdens de lockdown is online lesgeven immers de enige manier om het onderwijs door te laten gaan. Karin Straus, partner bij werving- en selectiebureau Rieken & Oomen, onderdeel van Rijnconsult, zet de noodzaak voor het verder professionaliseren van de digitalisering uiteen.
Digitalisering in het onderwijs is anno 2021 geen bijzaak meer en iets van tijdelijke aard, maar is inmiddels verworden tot een prioriteit en een langetermijnfenomeen. Het is daarom van belang dat onderwijsinstellingen en alle spelers in de keten – instellingen, docenten en leerlingen – digitalisering nu omarmen.
Leerlingen moeten over de juiste toerusting en vaardigheden beschikken in deze snel veranderende wereld. In het primair en voortgezet onderwijs is het de ambitie dat elke leraar moderne leermiddelen gebruikt, noodzakelijk voor een vernieuwd curriculum, om aantrekkelijk onderwijs te geven dat beter aansluit bij de leerbehoeften en talenten van leerlingen.
De afgelopen jaren zijn in het Doorbraakproject Onderwijs & ICT hiervoor de nodige randvoorwaarden gerealiseerd (bijvoorbeeld op het gebied van standaarden, internettoegang en privacy). Het overgrote deel van de scholen heeft de inzet van educatieve technologie op zijn agenda staan en experimenteert hiermee.
Ook is er geïnvesteerd in het professionaliseren van de ‘vraagarticulatie’ aan de kant van de onderwijsinstellingen richting de markt, onder meer resulterend in een inkoopcoöperatie van en voor scholen: Sivon. Toch zijn nog lang niet alle scholen en leraren even ver in het benutten van de kansen van ICT voor eigentijds, uitdagend en kwalitatief hoogstaand onderwijs. Daarom wil de overheid deze ontwikkeling blijven ondersteunen.
Om de volgende stap te zetten, verkennen beleidsmakers en belanghebbenden de strategie voor de digitalisering van het primair en voortgezet onderwijs voor de komende jaren. Onderdeel van dit collectief zijn de twee ministeries (het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat), de PO-Raad en VO-raad, professionals uit en partners van het onderwijs.
Deze verkenning zal zich in ieder geval richten op het versterken van het innovatief vermogen van scholen en leraren, van (digitale) vaardigheden van leerlingen en leraren, en van vernieuwende leermiddelen en infrastructuur. Het is hierbij belangrijk dat het onderwijsdomein zelf de regie op leermiddelen en materialen blijft voeren. Docenten moeten naar eigen inzicht leermateriaal kunnen selecteren, combineren, aanvullen en aan onderwijsvolgers kunnen aanbieden.
Voor het hoger onderwijs is de ambitie gesteld dat alle docenten hun leermaterialen in 2025 open delen en dat het hergebruiken van leermateriaal van anderen genormaliseerd wordt. Zo kunnen docenten samenwerken aan het ontwikkelen van het leermateriaal voor de toekomst. Maar digitale infrastructuur brengt een nieuwe werkelijkheid in de onderwijspraktijk. Het gaat niet alleen om het reproduceren van kennis – ook om het leggen van verbindingen in die kennis.
Als onderwijsadviseur (en moeder) voel ik de noodzaak om scholen digitaal verder te helpen. Onderwijs hoort onze kinderen voor te bereiden op de wereld die zij tegemoet gaan. Hoewel we onmogelijk kunnen weten hoe de toekomst eruitziet, kunnen we toch echt wel met zekerheid stellen dat digitale technologie een belangrijk deel ervan zal zijn.