Groot-Amsterdam goed voor één vijfde van de Nederlandse economie
De economische voetafdruk van Amsterdam en zijn nabije omgeving – oftewel Groot-Amsterdam – komt overeen met circa 21% van het Nederlandse bruto binnenlandse product. Onze hoofdstedelijke regio heeft daarmee een groter nationaal economisch belang dan de agglomeraties van Madrid, Brussel, Rome en Berlijn. Over de gehele Europese linie scoort Amsterdam echter benedengemiddeld.
Groot-Amsterdam bestaat – naast de bekende hoofdstad zelf – uit Amstelveen, Diemen, Aalsmeer, Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Haarlemmermeer, Purmerend, Uithoorn en Waterland. Terwijl deze gemeenten buiten de Amsterdams stadsgrenzen liggen, zijn ze er zeer nauw mee verbonden. Zo loopt de bebouwing van Amsterdam geruisloos over in die van Diemen en Amstelveen.
Omdat al deze gebieden zo dicht op elkaar liggen, is er haast onvermijdelijk veel uitwisseling van economisch verkeer. Denk bijvoorbeeld aan de vele Amsterdammers die in Amstelveen voor KPMG werken, aan Amstelveense gezinnen waarvan de ouders actief zijn op de Zuidas, of aan inwoners van Diemen die een kantoorbaan hebben bij een van de vele bedrijven in de Bijlmermeer. Door deze verwevenheid is het niet gemakkelijk om op gemeentelijk niveau (bijvoorbeeld) de economische groei vast te stellen. Mede daarom maken onderzoeksinstellingen zoals het CBS en het RIVM gebruik van een zogenaamde COROP-indeling.
Uit onderzoek van OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) blijkt dat in Groot-Amsterdam circa 21% van het Nederlandse Bruto Binnenlandse Product (BBP) wordt gegenereerd. Ter vergelijking: Groot-Amsterdam kent 1,4 miljoen inwoners, wat overeenstemt met zo’n 8% van de totale Nederlandse bevolking. Wat dat betreft doet de hoofdstedelijke agglomeratie het beslist niet slecht.
Economische voetafdruk
Amsterdam houdt weliswaar de agglomeraties van Madrid (19%), Brussel (18%), Rome (11%) en Berlijn (4%) op afstand, maar scoort onder het Europese gemiddelde (27,5%). De meeste impact op het bbp heeft Athene met 48%, gevolgd door Boedapest (46%) en Kopenhagen (40%). Wenen, dat volgens recent onderzoek de beste stad ter wereld is om te wonen, scoort met 26% net ietsje onder het Europese gemiddelde.
Tussen 2000 en 2016 is de economische impact op het bbp van de meeste Europese hoofdsteden toegenomen. Ook het aandeel van Groot-Amsterdam is in deze periode gegroeid, met zo’n 8%. In Oslo, dat momenteel verantwoordelijk is voor ongeveer 28% het Noorse bbp, steeg het aandeel in zestien jaar tijd zelfs met 21%. Daarentegen nam in Portugal, België en Oostenrijk het economische belang van de hoofdstad af.
Londen, ten slotte, komt met 23% wellicht lager uit dan velen hadden verwacht gezien de status van de Londense ‘City’ als het financiële hart van Europa. Met bijna een kwart van het Britse bbp is de hoofdstad natuurlijk wel nog altijd van groot belang voor de landelijke economie. Sinds het brexit-referendum zijn er stemmen opgegaan om de hoofdstad onafhankelijk te verklaren en bij de Europese Unie te houden, een zogeheten ‘Londependence’. Nu dit scenario met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de prullenbak in kan, hoeft de UK niet te vrezen om deze belangrijke economische motor te verliezen, wat natuurlijk niet wil zeggen dat de brexit geen andere schade zal berokkenen aan de Britse economie.
Lees ook: Amsterdam is na London grootste datacenter hotspot ter wereld.