Minder internationale studenten is miljoenenstrop voor universiteiten

De gewenste krimp van het aantal internationale studenten heeft – in ieder geval op de korte termijn – grote financiële gevolgen voor Nederlandse universiteiten. Dat blijkt uit onderzoek van PwC.
Eind vorig jaar maakte het kabinet bekend iets te willen doen aan de internationalisering van de studentenpopulatie in Nederland. De overheid riep universiteiten en hogescholen op voorlopig te stoppen met het actief werven van buitenlandse studenten. Ook worden voor sommige opleidingen studentenstops ingevoerd. Het kabinet wil uiteindelijk €168 miljoen bezuinigen op internationale studenten.
Deze maatregelen hebben vooral te maken met de manier waarop hoger onderwijs wordt bekostigd. Studenten met een Nederlands paspoort betalen circa €2.600 aan collegegeld. Hun opleiding wordt flink gesubsidieerd door de overheid. Jaarlijks gaat via de zogeheten ‘lumpsum’ ongeveer €11 miljard aan bekostiging naar het hoger onderwijs.
Internationale studenten uit de Europese Economische Ruimte – de 26 overige EU-lidstaten, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein – en uit Suriname en Zwitserland hebben dezelfde rechten als Nederlandse studenten. Zij betalen ook €2.600 aan collegegeld. Maar uit cijfers blijkt dat maar een klein gedeelte van deze studenten in ons land blijft.
“De Nederlandse overheid betaalt dus flink mee aan hun studie”, aldus minister Eppo Bruins tegen RTL Nieuws. “Als ze na hun studie direct vertrekken, is dat zonde van het geld aangezien ze in dat geval geen bijdrage leveren aan de Nederlandse economie.”
Wat ook meespeelt in het beleid van de overheid: het hoger onderwijs staat onder grote druk, kampt met arbeidstekorten en er zijn problemen met huisvesting. Het verminderen van de grote stroom internationale studenten wordt gezien als een eenvoudige manier om deze problemen aan te pakken.
Niet EER-studenten
Van de circa 100.000 internationale studenten zijn er ongeveer 28.000 zonder EER-paspoort (inclusief Zwitserland en Suriname). Deze groep, veelal uit China, India en Turkije, betaalt wel de volle pond voor hun opleiding – tussen de €9.750 en €37.500 afhankelijk van de universiteit en opleiding.
Voor universiteiten en hogescholen is deze groep studenten belangrijk voor de financiële huishouding. Zo genereert de Universiteit van Amsterdam met het bieden van opleidingen aan niet-EER-studenten 7% van haar inkomsten. Bij de Technische Universiteit Eindhoven, de Universiteit van Wageningen (4,9%) en de Technische Universiteit Delft zijn niet EER-studenten goed voor respectievelijk 5,2%, 4,9% en 4,9% van de totale inkomsten.
Financiële gevolgen
Advieskantoor PwC becijferde dat als het aantal niet-EER-studenten – op last van de regering – in 2026 met 10% afneemt, het begrotingstekort van alle Nederlandse universiteiten tezamen met ruim €37 miljoen toeneemt naar ruim €53 miljoen (de sector heeft al een verwacht begrotingstekort van rond de €16 miljoen).
Omgerekend levert dit beleid de Universiteit van Amsterdam in 2026 een aanvullend tekort op van zo’n €7 miljoen. Voor de TU Eindhoven, TU Delft en de Universiteit van Wageningen komen de onderzoekers uit op een tekort van circa €3 miljoen, €5,4 miljoen en €2,9 miljoen.
“Voor de Nederlandse academische wereld kan het beleid op korte termijn de inkomsten met tientallen miljoenen euro’s terugschroeven, boven op de aangekondigde bezuinigingen van grofweg dezelfde omvang”, zegt Sander van Veldhuizen van PwC.
De Nijmeegse Radboud Universiteit is van alle academische instellingen – in financiële zin – het minst afhankelijk van niet-EER-studenten (0,7%), gevolgd door de Universiteit Utrecht (1,9%).
In het meest extreme scenario waarin niet-EER studenten niet meer worden toegelaten neemt het begrotingstekort volgens de PwC-berekening met ruim €375 miljoen toe naar een totaal van €393 miljoen.