Wereldwijde chipmarkt steeds afhankelijker van Azië
De internationale chipmarkt wordt steeds afhankelijker van Azië. Nu de tekorten in de halfgeleidermarkt zorgen voor grote kwetsbaarheden in de productieketen kijken chipbouwers naar alternatieve supply chains.
Halfgeleiders zijn materialen – zoals onder andere silicium – die elektriciteit kunnen geleiden bij hoge temperaturen, in tegenstelling tot metalen die hun lading verliezen door warmte. Deze materialen worden onder andere gebruikt om chips te produceren voor smartphones, computers, voertuigen, televisies en digitale camera’s.
Momenteel heeft China circa 15% van de wereldwijde productiecapaciteit van halfgeleiders in handen. Volgens cijfers van dagblad Financial Times groeit dat percentage binnen de komende tien jaar door naar 24%. Ook bedrijven uit buurlanden van China, zoals Samsung uit Zuid-Korea en Semiconductor Manufacturing Corporation (TSMC) uit Taiwan, zijn dominante spelers in de halfgeleidermarkt.
In september vorig jaar legden de Verenigde Staten (VS) China sancties op, met als reden dat de chipproductie in China volgens de VS met name militaire doeleinden had. Deze maatregel verergerde echter de al bestaande toeleveringsproblemen.
Deze ontstonden vanwege de coronacrisis. De wereldwijde lockdowns zorgden voor een plotselinge explosie van de vraag naar laptops, smartphones, spelcomputers en andere consumentenelektronica. Ondertussen lagen de chipfabrieken juist stil vanwege de pandemie.
Ook hebben de afgelopen tijd extreme weersomstandigheden in de VS en Europa de chipproductie verhinderd. Dat zijn echter bijzaken: de kern van het probleem is dat China en andere Aziatische landen de touwtjes in handen hebben, en dat de VS en andere Westerse landen niet beschikken over voldoende productiecapaciteit om te voldoen aan de hoge vraag naar halfgeleiders.
Veel moderne (elektrische) auto’s zitten vol met technologie die gebruikmaakt van de chips. Door het wereldwijde tekort hebben autogiganten als General Motors, Ford, Volkswagen en Toyota hun productie moeten terugschroeven. Volgens onderzoeksbureau IHS Markit zullen hierdoor dit jaar zo’n miljoen minder auto’s kunnen worden gemaakt.
Overheidsmaatregelen en goedkope productiemogelijkheden hebben China geholpen de halfgeleidermarkt over te nemen van de VS. Amerika had in 1990 37% van de wereldwijde capaciteit in handen had. Inmiddels is dit teruggezakt naar 12%, terwijl Europa – dat drie decennia geleden nog ’s werelds grootste producent was – momenteel slechts 9% van de wereldwijde capaciteit levert.
Voor investeerders in de markt is China momenteel duidelijk de aantrekkelijkste optie. Zo blijkt uit een studie van Boston Consulting Group (BCG) dat het bouwen en runnen van een halfgeleiderproductiehuis in de VS zo’n 30% meer kost dan in China.
Dat komt onder meer doordat in China fabrieken kunnen worden gebouwd tegen de helft van de prijs (in vergelijking met de VS). En dat allemaal dankzij Chinese overheidssteun. Cijfers van de Financial Times onderstrepen de conclusie van BCG: sinds 2015 zijn er meer dan 80 halfgeleiderprojecten gelanceerd via directe buitenlandse investeringen in China, in de VS 45, in India 37, in het Verenigd Koninkrijk 36 en in Taiwan 29.
Met hoge kosten en een lage productiecapaciteit is de VS al een aantal jaar niet meer zelfvoorzienend op het gebied van halfgeleiders. Apple’s chipleverancier Qualcomm heeft moeite om aan de vraag te voldoen, terwijl andere internationale bedrijven zich na de sancties tot Samsung en TSMC hebben gewend.
De politiek lijkt het probleem te erkennen. Deze maand lanceerde bijvoorbeeld de regering van president Biden een fonds van $50 miljard om de halfgeleidermarkt in de VS te stimuleren, wat op middellange tot lange termijn mogelijk een effect kan hebben.
Uit recent onderzoek van KPMG blijkt dat 85% van de chipfabrikanten dit jaar rekent op omzetgroei.
