Hoeveel verdient een burgemeester, wethouder of gemeenteraadslid?
De hoogte van het salaris binnen de lokale politiek en het inwonersaantal van een gemeente gaan hand in hand. Waar een burgemeester van een gemeente tot 8.000 inwoners het moet doen met zo'n €6.000 per maand, krijgt de burgemeester van een stad met meer dan 375.000 inwoners bijna het dubbele. Bij wethouders variëren de maandelijkse vergoedingen ook aanzienlijk – van €4.500 tot €10.000 per maand. Gemeenteraadsleden krijgen maandelijks tussen de €250 en €2.350 overgemaakt.
Naast het Rijk en de provincie is de gemeente in Nederland de derde bestuurslaag. Binnen een gemeente vormen de burgemeester en de wethouders het dagelijkse bestuur. Zij worden tezamen ook wel het college van burgemeester en wethouders (B&W) genoemd. Naast het college van B&W is er de gemeenteraad, die bestaat uit volksvertegenwoordigers. Voor 2002 mochten wethouders binnen een gemeente tevens de rol van raadslid vervullen, waardoor mogelijk belangenverstelling in het spel was. Om dat te voorkomen, werd in 2002 de Wet dualisering gemeentebestuur ingevoerd, die stelt dat een wethouder niet gelijktijdig in de gemeenteraad mag plaatsnemen. Sindsdien kan het college van B&W dus worden beschouwd als de regering van een gemeente, waarbij wethouders de rol van gemeentelijke ministers vervullen en de burgemeester die van gemeentelijk minister-president.
Een verschil met de nationale regering die zetelt in Den Haag is echter dat ministers daar niet worden gekozen maar benoemd, terwijl wethouders wel worden gekozen. Dat gebeurt door de gemeenteraadsleden, waardoor er sprake is van indirecte democratie. Deze Raadsleden worden zelf op basis van directe democratie gekozen tijdens de gemeenteraadsverkiezingen en zijn daarmee gemeentelijke volksvertegenwoordigers. Verder heeft de burgemeester een democratische uitzonderingspositie binnen het college van B&W: in tegenstelling tot de wethouders wordt een burgemeester niet direct gekozen door de raadsleden, maar benoemd door de nationale regering op voordacht van de gemeenteraad.
Politieke en bestuurlijke omvang
De omvang van de raad is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente. Door een daling of stijging hiervan kan het aantal raadszetels in de loop der jaren dus verschillen. Volgens het CBS zijn na de recente gemeenteraadsverkiezingen eenentwintig gemeenteraden gegroeid, terwijl er vier zijn gekrompen. In lijn met de wet hebben de kleinste gemeenten (< 3.000 inwoners) een raad bestaande uit negen leden. Dit geldt voor Rozendaal (Gelderland) en de eilanden Schiermonnikoog en Vlieland. Het aantal raadsleden loopt trapsgewijs op tot maximaal vijfenveertig voor gemeentes met meer dan 200.000 inwoners. Groningen, Almere, Tilburg, Eindhoven, Utrecht, Den Haag, Rotterdam en Amsterdam hebben dit hoogste aantal raadsleden.
Het aantal wethouders hangt tevens af van de hoeveelheid inwoners. Volgens de wet mag het aantal wethouders niet meer zijn dan 20% van het aantal raadsleden, waarbij wel een minimum geldt van twee wethouders. Indien ze een deeltijdfunctie bekleden, mag het percentage naar 25%. In de praktijk hebben Nederlandse gemeenten dus minimaal twee en maximaal twaalf wethouders. Mocht de burgemeester (tijdelijk) verhinderd zijn, dan vervult een van de wethouders als plaatsvervangend burgemeester het ambt. Hij of zij wordt ook wel locoburgemeester genoemd.
Loon burgervaderschap
Ook de financiële vergoeding die gemeentelijke bestuurders en volksvertegenwoordigers krijgen, staat in verhouding tot het inwonertal. Zo verdient een burgemeester van een gemeente tot 8.000 inwoners in 2018 maandelijks €6.042 per maand. Volgens cijfers van het CBS is dat salaris op dertien Nederlandse burgemeesters van toepassing. In 2014 moest een burgemeester van zo’n kleine gemeente het doen met €5.748. De afgelopen vier jaar heeft er dus een loonstijging van 5,1% plaatsgevonden.
Naast dat het salaris van burgemeesters hoger wordt naarmate de gemeente groter is, blijkt dat ook de procentuele loonstijging sinds 2014 aan de hand hiervan oploopt. Zo ontvangt de burgemeester in een middelgrote gemeente (40.001-60.000 inwoners) dit jaar €8.541, een stijging van 6,5% ten opzichte van de €8.018 uit 2014. Bij grote gemeentes (150.001-375.000) loopt deze stijging verder op naar 8,5%: waar zij in 2014 €9.692 kregen, is dit inmiddels €10.520.
De burgemeesters van Den Haag, Rotterdam en Amsterdam (> 375.001 inwoners) krijgen in 2018 bijna twee keer zoveel (+ 86,5%) als die van de kleinste gemeentes. Zij verdienen namelijk €11.270 per maand. Vier jaar eerder – in 2014 – kregen de burgemeesters van de drie grootste steden ieder €10.326. Dat salaris is sindsdien dus met 9,1% toegenomen. In vergelijking met de loonstijging van burgemeesters van gemeenten tot 8.000 inwoners (5,1%), zijn de burgemeesters van gemeenten met meer dan 375.001 inwoners er relatief – 9,1% versus 5,1% – en absoluut gezien – €944 versus €294 – flink meer op vooruitgegaan.
Salaris wethouders
Wethouders van de kleinste Nederlandse gemeenten krijgen in 2018 maandelijks €4.605 aan loon. In vergelijking met 2014, toen de vergoeding per maand €4.381 was, krijgen wethouders momenteel 5,1% meer salaris. Dat betreft dezelfde loonstijging als van toepassing is op burgemeesters van gemeenten tot 8.000 inwoners. Niettemin verdient een wethouder bij zo’n gemeente nog altijd minder dan de burgemeester. In 2014 was dat verschil €1367 en in 2018 houdt de burgemeester maandelijks €1437 meer over dan een wethouder. Voor gemeenten met minder dan 8.000 inwoners is het verschil tussen het salaris van een wethouder en de burgemeester in vier jaar tijd dus toegenomen met 5,1% in het voordeel van de burgemeester.
Anders dan bij de burgemeesters, geldt hier minder consequent dat de procentuele loonstijging steeds oploopt naarmate de gemeente groter is. Zo is het loon van wethouders in gemeentes met 40.001 tot 60.000 inwoners ook met 5,1% gestegen, van €6.530 naar €6.864. Bij de grote gemeentes (150.001-375.000) is de stijging echter wel weer hoger. Hier liep het salaris op van €8.113 tot €8.654, wat een groei van 6,7% betekent.
In de drie grootste steden (> 375.001 inwoners) van ons land verdient een wethouder in 2018 per maand €9.818. Dat is €729 meer dan de €9.098 van 2014, waarmee het salaris in vier jaar tijd 8,0% is gestegen. Ook hier houden wethouders minder over dan de burgemeester. Anno 2014 was het loon van de burgemeesters van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag maandelijks €1.228 hoger dan van hun collegegenoten – de wethouders – en in 2018 is dit opgelopen tot €1.452. Daardoor is het verschil tussen het salaris van een wethouder en dat van de burgemeester in gemeenten met meer dan 375.001 inwoners in vier jaar tijd toegenomen met maar liefst 18,2%.
Vergoeding deeltijdpolitici
Gezien het college van B&W het dagelijkse bestuur van een gemeente vormt, bekleden burgemeester en (het merendeel van) de wethouders een fulltimefunctie. Het raadslidmaatschap is daarentegen per definitie een deeltijdbaan. Zo besteden raadsleden maar een paar dagen per week aan gemeentelijke taken, waardoor vergoedingen vanzelfsprekend lager uitvallen dan het salaris van een burgemeester of een wethouder.
Een raadslid actief in een gemeente met minder dan 8.000 inwoners heeft recht op een financiële compensatie van €251 per maand. In 2014 was deze vergoeding €236. Daarmee is de beloning in vier jaar tijd met 6,4% gestegen. Dezelfde stijging heeft plaatsgevonden bij raadsleden bij middelgrote gemeentes (40.001-60.000 inwoners), die in 2014 €1.173 ontvingen en in 2018 €1.248 krijgen. Ook bij de gemeenten met 150.001 tot 375.000 inwoners was de stijging 6,4%. Hier gingen de raadsledensalarissen van €1.815 naar €1.932.
Bij de drie grootste gemeenten ten slotte, verdienen raadsleden vandaag de dag €2.352, waar dit vier jaar eerder €2.209 was. Het salaris is daarmee met 6,5% gestegen. Ook deze loonstijging is daarmee nagenoeg hetzelfde als die van raadsleden actief in kleinere gemeenten. Hiermee zijn de raadsleden de enige groep waar de procentuele loonstijging niet oploopt naarmate de gemeente in omvang toeneemt. Dit zou ermee te maken kunnen hebben dat met name de raadsleden van kleinere gemeenten volgens critici te weinig vergoeding krijgen voor hun inspanningen, waardoor een nog grotere achterstand op hun collega’s bij grotere gemeenten mogelijk tot extra onvrede zou leiden.
Financiële problematiek
Uit onderzoek van KMPG Plexus bleek onlangs dat het raadslidmaatschap als deeltijdfunctie problematische kanten heeft. Zo hebben raadsleden veelal te weinig tijd, omdat ze naast hun politieke functie een andere baan nodig hebben om rond te kunnen komen. Hierdoor kampen veel raadsleden met een chronische kennisachterstand ten opzichte van de burgemeester en wethouders, die wel een fulltimefunctie bekleden en niet hoeven bij te klussen. De financiële problematiek laat zich helder vangen in een rekenvoorbeeld.
Volgens het CBS is het modale inkomen in Nederland €2.855 bruto per maand op basis van een 36-urige werkweek. In het rapport van KPMG is te lezen dat een raadslid gemiddeld genomen zo’n zestien uur per week besteed aan gemeentelijke taken. Daaruit volgt dat een raadslid van een kleine gemeente – met een vergoeding van €251 voor 0,44 FTE – in de overige twintig uur per week maandelijks ruim €2.604 moet verdienen om tot een modaal inkomen te geraken.
Wil iemand in loondienst per maand €2.604 ontvangen op basis van 0,56 FTE, dan zoekt hij of zij naar een baan met een jaarsalaris van zo’n €55.000 voor 1,0 FTE. Dat bedrag is hoger dan het inkomen van 75% van de Nederlanders, aldus het CBS. Daarom werken veel raadsleden elders meer dan twintig uur omdat zij anders geen modaal inkomen bijeenbrengen. Volgens het onderzoek van KPMG optimaliseren die extra werkuren het functioneren van raadsleden logischerwijs niet.
Bovendien is op basis van het aantal werkuren een opmerkelijk verschil waarneembaar tussen het salaris van een wethouder en dat van een raadslid. Een raadslid van een kleine gemeente (< 8.000 inwoners) verdient per maand €251, wat gemiddeld genomen per week zestien uur in beslag neemt en overeenkomt met 0,44 FTE op basis van een 36-urige werkweek. Zou het raadslid fulltime werken, dan krijgt die op basis van 1,0 FTE maandelijks €570. Dit is maar liefst acht keer minder dan de €4.605 die een wethouder uit een gemeente van hetzelfde formaat ontvangt.
Naarmate het inwonersaantal van een gemeente toeneemt, blijkt dit verschil in salaris tussen wethouder en raadslid te dalen. Op basis van 1,0 FTE verdient een wethouder bij een middelgrote gemeente (40.001 – 60.000 inwoners) €6.864 en een raadslid €2837. In dat geval verdient de wethouder nog altijd 2,5 keer meer dan het raadslid. In de grootste gemeenten (> 375.001 inwoners) loopt het verschil nog verder terug. Een raadslid heeft daar een salaris van €5.345 en een wethouder verdient 1,84 keer zoveel, met een loon van €9.818.
De inkomensachterstand is niet alleen vervelend voor de raadsleden zelf. Zij functioneren namelijk als het democratische baken van de gemeente en oefenen dus controle uit op de uitvoerende macht, oftewel het college van B&W. Als de controlerende macht een substantiële kennis- en vaardighedenachterstand heeft op de uitvoerende macht, dan functioneert de gemeentelijke democratie niet optimaal. Volgens experts verdienen kleinere gemeenten in Nederland daarom extra aandacht.