B&A onderzoekt effectiviteit van innovatieprogramma IMVO
In opdracht van MVO-Nederland neemt adviesbureau B&A het overheidsprogramma Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) onder de loep. De evaluatie moet zowel MVO-Nederland als het ministerie van Buitenlandse Zaken een onafhankelijk perspectief bieden op de effectiviteit van het programma. De eindrapportage wordt binnenkort opgeleverd.
Sinds 2012 geeft bedrijvennetwerk MVO-Nederland uitvoering aan het programma Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Het programma is bedoeld om duurzame handelsketens tussen ontwikkelingslanden en het Nederlandse MKB vorm te geven en te versnellen.
Binnen dit ‘innovatieprogramma’ voeren ondernemers samen met ketenpartners verbetertrajecten uit en toetsen ze of, en welke MVO programma’s een kans van slagen hebben.
Eind dit jaar loopt het project af, en om er achter te komen welke opbrengsten en inzichten het programma de afgelopen jaren heeft opgeleverd, heeft MVO Nederland de hulp ingeschakeld van B&A, een adviesbureau uit Den Haag dat beleidsmakers adviseert bij de transformatie naar een nieuwe, slagvaardige overheid.
De adviseurs van B&A voeren momenteel een evaluatiestudie uit waarmee de effectiviteit van het IMVO programma in kaart wordt gebracht. Aan de hand van de resultaten kan de aanpak van de nog lopende projecten worden aangescherpt en bovendien kunnen de aanbevelingen en ‘lessons learned’ uit het onderzoek als basis dienen voor mogelijke vervolgactiviteiten.
Het evaluatieonderzoek wordt uitgevoerd op basis van een audit van de interne projectdossiers en verdiepende en toetsende gesprekken met stakeholders en tientallen ondernemers uit verschillende branches, waaronder: leer, chemie, stadsontwikkeling, maritiem, textiel en landbouw. B&A vervult bij deze evaluatiestudie de rol van hoofdaannemer. Gronings advieskantoor E&E Advies zal specifieke expertise bieden op het gebied van het MKB.
Opmerkelijk aan het innovatieprograma is dat de nagestreefde resultaten zijn opgesteld op basis van de ‘Theory of Change’. Dit raamwerk gaat uit van drie fasen die moeten leiden tot wezenlijke verandering (transitiemanagement). De eerste fase is ‘focus’, waarbij koplopers (‘change agents’) op basis van een sectoranalyse een gemeenschappelijke visie per sector ontwikkelen, een coalitie vormen en een programmering opzetten.
Vanuit focus wordt vervolgens toegewerkt naar ‘massa’, waarbij concrete projecten per deelsector worden opgezet en uitgevoerd door een groeiende groep organisaties die zich geboeid en gebonden voelt. Vanuit massa moet dit uiteindelijk zorgen voor ‘tractie’: gedragen eigenaarschap en handelingsperspectief voor bedrijven en andere belanghebbenden, projecten die rendement opleveren en uiteindelijk leiden tot een omslag naar blijvende veranderingen in de handelsketens met ontwikkelingslanden.
Niet alleen wordt met het onderzoek beoogd te achterhalen welke concrete resultaten het programma heeft weten te realiseren, ook moet de studie duidelijkheid scheppen over de waarde die Theory of Change heeft als strategie, ter bevordering van innovatie en verandering. De onderzoekers verwachten op korte termijn een eindrapport te kunnen presenteren.