Registreren aandeelhouders schaadt familiebedrijf
De verplichte registratie van aandeelhouders van familiebedrijven zal op termijn juist leiden tot minder transparantie, stelt Ed van de Vijver, senior adviseur bij accountants- en advieskantoor BDO.
In de discussie over de nieuwe Europese richtlijn voor de verplichte registratie van aandeelhouders van familiebedrijven (FD van 9 en 23 februari) worden vooral de schending van de privacy en de veiligheidsrisico’s als belangrijkste bezwaren genoemd tegen deze nieuwe regel. Maar in mijn optiek zijn de gevolgen nog veel ingrijpender, vooral voor de familiebedrijven zelf, maar in het verlengde daarvan ook voor de economie als geheel. Deze maatregel druist gevoelsmatig in tegen de belangrijkste waarden die familiebedrijven juist zo sterk maken: onafhankelijkheid en zelfbeschikking. De natuurlijke weerstand die met deze maatregel wordt opgewekt zal, juist nu veel bedrijfsfamilies de slag naar transparantie en meer structuur aan het maken zijn, velen van hen in de verleiding brengen om weer meer de anonimiteit en beslotenheid te zoeken.
Het ligt voor de hand dat dit in veel gevallen zal betekenen dat familiebedrijven hun toevlucht nemen tot ingewikkelde constructies die ten koste gaan van de transparantie. Niet alleen in het bedrijf en tegenover de buitenwereld, maar ook binnen de familie zelf. Dat betekent een flinke stap terug in de professionaliseringsslag in bestuur en governance die in deze tijd van grote veranderingen noodzakelijk is voor de toekomstbestendigheid van deze bedrijven. Duidelijkheid en transparantie vormen de basis voor onderling begrip binnen de familie en zijn daarmee een absolute voorwaarde voor onderlinge harmonie. Tel daarbij op dat harmonie binnen de familie onlosmakelijk verbonden is met de continuïteit, dan is het niet teveel gezegd dat deze maatregelen een wezenlijke bedreiging vormen voor de toekomst van veel familiebedrijven.
Bovendien is het niet onwaarschijnlijk dat de bereidheid van familieleden om als aandeelhouder risicodragend in het bedrijf te investeren zal afnemen. Zeker nu er meer aandacht bestaat voor de vrije keuze van volgende generaties om de rol van aandeelhouder te vervullen. Een aantal van hen zal of helemaal afzien van investeren in het bedrijf, of zal kiezen voor andere investeringsvormen waarbij registratie niet verplicht is. In beide gevallen betekent dit dat er meer vreemd vermogen moet worden aangetrokken en dat daarmee de vermogenspositie van de desbetreffende bedrijven structureel wordt aangetast.
De lagere solvabiliteitspositie betekent een grotere kwetsbaarheid en staat in schril contrast met de onafhankelijkheidsgedachte en de lange termijn visie. Twee zaken waardoor familiebedrijven zich positief onderscheiden van beursgenoteerde ondernemingen. Juist de bedrijven die het afgelopen decennium hebben bewezen de economische rots in de branding te zijn, worden nu de dupe van een door angst en regeldrang gedreven beleid. Dat beleid gaat volledig voorbij aan het economisch belang van de familiebedrijven in Europa, bij elkaar goed voor meer dan de helft van de werkgelegenheid en het bnp. Het is daarom van groot belang dat de Nederlandse wetgever bij het implementeren van deze richtlijn rekening houdt met het bijzondere karakter van familiebedrijven. Dat kan door oog te hebben voor bovenstaande overwegingen bij het bepalen van definities en uitzonderingen, en door tijdig een dialoog aan te gaan met de desbetreffende stakeholders.
Zo valt te denken aan beperking van het inzagerecht in het register. Dat zou beperkt moeten worden tot de instanties die direct betrokken zijn bij het nastreven van het doel van de regeling, namelijk het bestrijden van witwassen en de opsporing van terrorismefinanciering. Privacy gevoelige data moeten voor onbevoegden worden afgeschermd.
Ook zou het goed zijn als de registratieplicht niet zou gelden voor ieder familielid afzonderlijk, maar beperkt zou worden tot de familie als geheel, bijvoorbeeld als de familie meer dan 75% van de aandelen bezit. Maar het beste is om familiebedrijven bij deze regelgeving helemaal te ontzien.
Een artikel van Ed van de Vijver, senior adviseur bij BDO.