2,5 miljoen Nederlandse laaggeletterden lopen €572 miljoen aan inkomsten mis
In Nederland hebben circa 2,5 miljoen mensen veel moeite met lezen, schrijven of rekenen. Deze laaggeletterden lopen daardoor jaarlijks €572 miljoen aan inkomsten mis. De gerelateerde effecten hebben echter niet enkel impact op de mensen met beperkte taal- en rekenvaardigheden zelf. Laaggeletterdheid kost de Nederlandse samenleving op jaarbasis namelijk ruim €1,1 miljard. Daarnaast zijn er ook negatieve gevolgen voor de sociale cohesie binnen een samenleving.
Laaggeletterdheid moet niet worden verward met analfabetisme – ook wel ongeletterdheid genoemd – waarbij het gaat om mensen die helemaal niet kunnen lezen en/of schrijven. Laaggeletterden daarentegen, zijn mensen die wel enigszins kunnen lezen, schrijven en rekenen, maar in hun dagelijks leven wel grote moeite hebben met het uitoefenen van deze vaardigheden. Ons land kent zo’n 2,5 miljoen functioneel laaggeletterden en zij draaien veelal ondermaats mee in de maatschappij. Dat blijkt uit een recente studie van PwC in opdracht van Stichting Lezen & Schrijven.
De 2,5 miljoen functioneel laaggeletterden zijn grofweg in drie groepen onder te verdelen. Zo kent Nederland ruim 420.000 mensen die in het dagelijks leven grote moeite hebben met schrijven en lezen, de zogenaamde klassieke laaggeletterden. Circa 590.00 Nederlanders hebben minder problemen met taal, maar ervaren wel problemen wanneer hen gevraagd wordt te rekenen. Daarnaast wonen er ruim 1,5 miljoen personen in ons land waarvan zowel de taal- als rekenvaardigheden gebrekkig zijn. Volgens de onderzoekers bevinden deze in totaal 2,5 miljoen burgers zich in een benarde positie, want “meer dan ooit hebben mensen basisvaardigheden in taal en rekenen nodig om te kunnen functioneren in de huidige maatschappij”. Bovendien lopen Nederlandse laaggeletterden tezamen vele honderden miljoenen euro’s aan inkomsten mis.
Aap, noot, mies, blut
In het onderzoek komt naar voren dat laaggeletterden per jaar €572 miljoen aan inkomsten mislopen, omdat zij vaker werkloos zijn, minder kans hebben op een baan en – als ze wel werk hebben – gemiddeld genomen minder geld verdienen. De maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid vallen echter hoger uit, want de €572 miljoen aan inkomstenderving beslaat slechts 51% van de totale kosten, die €1,13 miljard bedragen. Doordat laaggeletterden inkomsten mislopen, loopt de overheid belasting mis, wat neerkomt op circa €80 miljoen. Dat is exclusief sociale premies, die goed zijn voor €250 miljoen. Tevens hebben laaggeletterden vaker een bijstandsuitkering, wat de maatschappij jaarlijks €117 miljoen kost. Daarbovenop geeft de overheid onder deze groep structureel meer geld uit aan armoedebestrijding, per jaar ongeveer €95 miljoen.
Verder veroorzaakt laaggeletterdheid op het gebied van gezondheidszorg extra kosten. Het onderzoeksteam stelt dat laaggeletterden er veelal een ongezondere levensstijl op nahouden en gemiddeld genomen vaker chronische ziekten hebben. Ook is bij hen de kans op het verkeerd gebruik van medicatie groter, omdat ze simpelweg de bijsluiter niet kunnen lezen en daardoor bijvoorbeeld een overdosis innemen. Hierdoor hebben zij frequenter een afspraak bij een (huis)arts, waaraan logischerwijs een prijskaartje hangt. Op jaarbasis bedragen de hogere gezondheidszorgkosten ten gevolge van laaggeletterdheid ongeveer €257 miljoen.
Loon naar werken, lezen, schrijven en rekenen
Ten aanzien van de relatie tussen werk en geletterdheid, merken de onderzoekers op dat zelfs bij fysieke beroepen – zoals bijvoorbeeld het vak van stukadoor – het beschikken over betrekkelijke simpele taal- en rekenvaardigheden van groot belang is. Een vakman moet immers zijn werkrooster kunnen lezen en begrijpen, een offerte kunnen opstellen en in staat zijn om te communiceren met collega’s en klanten, bijvoorbeeld via WhatsApp. Bij een functioneel gebrek aan dergelijke basisvaardigheden neemt de kans op problemen op de werkvloer toe. Denk bijvoorbeeld aan een boze klant die een factuur met daarop een verkeerde berekening heeft ontvangen en dat per e-mail laat weten.
In het rapport van PwC wordt gesproken over een verband tussen de arbeidsmarktstatus – werkend, werkloos of inactief – en het niveau van taalvaardigheden. De onderzoekers verdelen het niveau van taalvaardigheden onder in vijf categorieën, waarbij categorie 1 correspondeert met een zeer lage taalvaardigheid en categorie 5 met een zeer hoge taalvaardigheid. Van de Nederlanders behoren tot categorie 1 blijkt slechts 62% een betaalde baan te hebben, terwijl dit bij de mensen behorend tot categorie zo’n 97% is.
Wanneer iemand kan leunen op een beetje taalvaardigheid en behoort tot categorie 2, is de kans al stukken groter dat hij of zij betaald werk heeft: 74% behorend tot categorie 2 heeft een baan, wat neerkomt op een stijging van 12 procentpunten ten opzichte van categorie 1. Wanneer een burger beschikt over een gemiddelde taalvaardigheid en behoort tot categorie 3, stijgt de kans met net zoveel procentpunt en komt deze uit op 86%. Als iemand bovengemiddelde in staat is tot lezen en schrijven, dan behoort hij of zij tot categorie 4. Binnen die afbakening blijkt 91% werkend te zijn, wat in vergelijking met categorie 3 neerkomt op een stijging van 5 procentpunt.
Op basis van de cijfers kan worden geconcludeerd dat het verband tussen arbeidsmarktstatus en het niveau van taalvaardigheden het sterkst is in de onderste regionen. Wanneer iemand eenmaal beschikt over een gemiddelde taalvaardigheid en behoort tot categorie 3, zorgt de stap naar een hoger niveau gemiddeld voor 5 procentpunt meer kans op een betaalde baan, terwijl personen die beschikken over een ondergemiddelde taalvaardigheid – en dus behoren tot de eerste of de tweede categorie – met een stapsgewijze verbetering van hun taalvaardigheden de kans op betaald werk met 12 procentpunt verhogen.
Immateriële effecten
Naast de materiële effecten van laaggeletterdheid, kent het gebrek aan taal- en rekenvaardigheden ook immateriële effecten. Laaggeletterdheid beïnvloed zogezegd de sociale samenhang van een maatschappij. Zo blijkt uit het onderzoek van het adviesbureau dat laaggeletterden minder vaak vrijwilligerswerk doen en minder vertrouwen hebben in hun medemens en de maatschappij als geheel. Bovendien voelen mensen met beperkte taal- en rekenvaardigheden zich eerder machteloos ten aanzien van de invloed die ze hebben op de overheid.
Op een taalvaardighedenschaal van 100 tot 450 – waar 100 correspondeert met laaggeletterdheid en 450 met hooggeletterdheid – geeft 20% van de hooggeletterden aan te ervaren geen invloed te hebben op de overheid, terwijl maar liefst 75% van de laaggeletterden zich machteloos voelt binnen het Nederlandse politieke landschap. Verder blijkt uit de onderzoeksresultaten dat onder de mensen die beschikken over een gemiddelde geletterdheid – wat correspondeert met een score van 275 – ongeveer de helft ervaart geen invloed te hebben op de overheid.
Wat dat betreft is er min of meer een lineair verband waarneembaar tussen het gevoel van onmacht en taalvaardigheden, aldus PwC: “Te zien is dat naarmate taalvaardigheden toenemen het vertrouwen dat men heeft in de eigen politieke effectiviteit toeneemt. Andersom geldt dat naarmate mensen lagere taalvaardigheden hebben, ze minder het idee hebben dat ze invloed hebben op de politiek. Dit heeft logischerwijs tot gevolg dat laaggeletterden minder politiek actief zullen zijn. […] Laaggeletterdheid heeft dus een effect op de sociale cohesie in een samenleving.”