Kwart financiële instellingen tipt toezichthouder na Panama Papers
Acht op de tien grote financiële instellingen wereldwijd heeft na het verschijnen en het analyseren van de Panama Papers hun mogelijk betrokken klanten en verdachte transacties onder de loep genomen. Iets meer dan een kwart heeft na afronding van hun interne onderzoeken een daadwerkelijke melding gedaan van een verdachte transactie of activiteit bij de toezichthouder.
In mei van dit jaar deed een groep van internationale media (ICIJ), waartoe ook het FD behoorde, onthullingen over hoe corporates en rijken miljarden euro’s wegsluizen via belastingparadijzen. De onderzoekers hadden zo’n 11,5 miljoen documenten onder de loep genomen om inzicht te geven in hoe organisaties en individuen (beroemdheden, staatshoofden, Quote 500 leden, enz.) gebruik maken van offshorebedrijven in onder meer Panama, de Britse Maagdeneilanden, de Seychellen, Samoa en de Bahama’s, om zo min mogelijk belasting te betalen op hun vermogen of eigendommen. Omdat Mossack Fonseca & Co., een juridisch advieskantoor in Panama, de spil in het web vormde in het gebruik van deze belastingparadijzen, kreeg de zaak al snel de bijnaam ‘Panama Papers’.
Voor het financial services segment betekende de openbaring van de Panama Papers een nieuwe smet op de reeds aangetaste reputatie van de sector. In de media gaf de sector aan dat er streng zou worden opgetreden tegen dergelijk gedrag. Vooral banken spelen hierbij een belangrijke rol in het betalingslandschap; van hen wordt verwacht dat ze transactiestromen in de gaten houden en alarm slaan wanneer er sprake is van verdachte transacties. Daarbij lopen ze tegelijkertijd ook risico’s - indien ze niet tijdig aan de bel trekken in het geval van frauduleuze handelingen, lopen ze het risico om boetes te krijgen of komen ze onder vuur te liggen van de media.
Volgens recent onderzoek van KPMG, is 82% van financiële instellingen na publicatie van de Panama Papers een onderzoek gestart om te beoordelen of ze klantrelaties en/of andere betrekkingen met personen of bedrijven onderhouden, die in de ICIJ database voorkomen. Met name afdelingen gespecialiseerd in het bestrijden van witwassen en Compliance-afdelingen namen het voortouw in het onderzoek van de accountants- en adviesorganisatie.
De werkwijze die de financiële instellingen hierbij hanteerden om de mogelijke gevolgen van de publicatie van de Panama Papers op waarde te kunnen schatten, verschilde echter aanzienlijk. Zo heeft 40% van de ondernemingen het volledige klantenbestand vergeleken met de namen die voorkomen in de database van ICIJ, het internationale consortium van onderzoeksjournalisten. Andere bedrijven kozen ervoor om specifieke, op risico gebaseerde analyses uit voeren. 35% van de bedrijven legde het eigen klantenbestand alleen naast de namen die in de media werden genoemd.
Taskforce Panama Papers
Uit de analyse blijkt verder dat ruim 40% van de onderzochte financiële instellingen een speciaal team heeft geformeerd om zich te kunnen richten op mogelijke kwesties die voortvloeien uit de Panama Papers. Deze teams variëren in omvang, van één tot vijftien werknemers. Verder geeft twee derde van de financiële organisaties aan dat ze geen externe ondersteuning verwachten nodig te hebben – van bijvoorbeeld advocaten of consultants – om hen te ondersteunen als respons op de uitgebrachte Panama Papers. Bedrijven die wel verwachten van dergelijke ondersteuning gebruik te zullen maken, geven aan dat ze zich daarmee vooral richten op het verhogen van de kwaliteit en het opschonen van data, strategische voorbereiding op mogelijke vragen en het uitvoeren van gedetailleerde analyses.
Toezichthouders
Volgens de respondenten heeft meer dan de helft van de financiële instellingen informatieaanvragen gekregen van nationale toezichthouders. Bijna 60% geeft aan dat zij vragen van hun klanten hebben gekregen over een (mogelijke) vermelding in de database van ICIJ en de mate van betrokkenheid. Vooral de toezichthouders in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Hong Kong, Singapore, Zuid-Afrika en Griekenland toonden een meer dan gemiddelde belangstelling.
Ruim 25% van de grote financiële instellingen heeft na het afronden van hun interne onderzoeken besloten om zelf aan de bel te trekken en een melding te doen van een mogelijk verdachte transactie of activiteit bij de toezichthouder.
Huub Brinkman van KPMG Forensic laat weten dat dergelijke hacks van informatie – de hack van Mossack Fonseca & Co. betreft een van de grootste datalekken ooit, groter dan Wikileaks – naar verwachting vaker gaan voorkomen. Hij ziet de publicatie van de Panama Papers dan ook als een waardevolle exercitie voor veel financiële instellingen. “De meeste bedrijven hebben als gevolg van de publicatie de organisatie beter ingericht en lessen getrokken zodat zij in staat zijn om adequaat te reageren op dit soort datalekken.”