Pensioenlasten en loonkosten stijgen fors door lage rente
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft recent de rente verlaagd naar 0% – het laagste niveau ooit sinds de invoering van de Euro. Binnen de pensioenwereld zorgt de maatregel voor behoorlijk wat commotie. Er zijn vooral grote zorgen over de betaalbaarheid van de pensioenen. Volgens adviesbureau Mercer zijn de zorgen terecht: het rente-effect en de nieuwe premietarieven kan bij verlenging van het pensioencontract tot een extreme lastenstijging leiden.
De pensioenregeling vormt een aanzienlijk deel van de loonkosten, vaak meer dan 20%. Door de verlaging van de kapitaalmarktrente vrezen veel werkgevers dat de pensioenpremie zal stijgen naar 30% tot 40% van de loonkosten. Echter, volgens berekeningen van Mercer, een bureau dat zich specialiseert in HR- en actuariële vraagstukken, zou de stijging van de pensioenpremie nog veel hoger kunnen uitvallen. “We verwachten een nóg donkerder scenario nu in de praktijk blijkt dat de pensioenpremies van middelloon- en eindloonregelingen met maar liefst 50% tot 100% stijgen. In extreme gevallen bedraagt de premiestijging zelfs meer dan 150%!”
Waar voor andere sectoren, zoals de hypotheeksector of het MKB, een renteverlaging over de hele linie een positieve uitwerking heeft, is dit voor pensioenfondsen en verzekeraars niet het geval. Immers, de kapitaalmarktrente is een zware component in de prijssetting. Bij een hoge rente is de premie (contante waarde) laag en bij een lage rente is de premie hoog. Neem een bedrijf dat vijf jaar geleden een pensioencontract heeft afgesloten tegen een hoge kapitaalmarktrente. Dit bedrijf heeft nu in verhouding lage premietarieven. Maar binnenkort wordt de directie geconfronteerd met contractverlenging. Dan wordt opnieuw een prijs voor de volgende contractperiode vastgesteld, maar nu op basis van 0% rente. Voor verzekeraars die een garantietarief afgeven van 2,5%, geldt dat ze die rentegarantie moeten gaan inkopen. De werkgever draait op voor die kosten. “Bij verlenging van de contracten zullen de premies de pan uitrijzen en dat brengt een enorme schok teweeg”, aldus Mercer.
Pensioencontract verlengen of juist niet?
Normaal gesproken heeft een pensioencontract een duur van vijf jaar. Werkgevers doen er volgens Mercer nu verstandig aan om zich ruim voordat het contract afloopt grondig te oriënteren op de kostenontwikkeling en de vraag: kunnen wij het ons permitteren om de bestaande pensioenregeling te continueren of niet? In de meeste gevallen zal de conclusie zijn dat bedrijven deze lastenverhoging niet kunnen dragen. Zij moeten een alternatief verkennen en samen met hun stakeholders bepalen hoe de organisatie de toekomst ingaat.
Uiteindelijk gaat elke werkgever uit van het gewenste budget dat deze wil uitgeven aan een pensioenregeling. Dat zal tussen de 20% en 25% van de loonsom zijn. Op grond van dat uitgangspunt moeten alle stakeholders samen een nieuwe pensioenregeling ontwerpen én wellicht een nieuwe pensioenuitvoerder zoeken.
Hierbij dienen werkgevers tijdens hun verkenningstocht door pensioenland er rekening mee houden dat het marktaanbod van middelloon- en eindloonregelingen steeds beperkter wordt. Dit komt volgens de adviseurs omdat verzekeraars te maken hebben met steeds strengere eisen ten aanzien van kapitaalbeslag (Solvency II). “Verzekeraars zijn niet erg happig meer op garantieregelingen en zullen deze doorgaans alleen nog maar aanbieden tegen een prijsstelling waarop ze goede marges maken. Er is dan ook weinig concurrentie op de markt waar het gaat om DB-regelingen.” Hierdoor is er sprake van weinig prijsdruk. “Het aantal aanbieders wordt steeds kleiner met als gevolg dat de voorwaarden waaronder dit soort regelingen worden aangeboden, steeds strikter worden.”
Algemeen Pensioenfonds?
Werkgevers zouden ook kunnen kijken naar de optie om een Algemeen Pensioenfonds (APF) op te tuigen. Dit nieuwe type uitvoerder stelt organisaties in staat om een DB-regeling met een iets andere samenstelling onder te brengen voor een iets gunstiger prijs. “Het APF zou een alternatief voor een verzekeraar kunnen zijn omdat dit fonds een afwijkende manier van financieren heeft”. Zo geeft het geen uitkeringsgaranties af. “Maar een gunstigere prijs betekent in de praktijk nog steeds een verhoging van de premie, en dus de loonkosten. Weliswaar niet tussen de 50% en 100%, maar wel tussen de 60% en 85%. De lastentoename blijft hoe dan ook substantieel”, aldus Mercer.
Een APF is volgens de experts met name interessant voor ondernemingspensioenfondsen en grote corporates of bedrijven die voldoende funding hebben en kapitaalintensief zijn. “Maar dat is helaas maar een heel beperkt deel van de markt”.
Waar werkgevers ook voor kiezen, van belang is dat ze het proces tijdig en zorgvuldig benaderen. “Overleg, raadpleeg, en werk alternatieven en berekeningen uit. Denk dus niet: ‘deze lage rentestand is vast verdwenen tegen de tijd dat wij ons contract moeten verlengen’. Kijk in alle rust naar alternatieven om voorbereid te zijn op een overstap”, luidt het advies.