Werknemers zijn onvoldoende voorbereid op toekomstige arbeidsmarkt
Nederlandse werknemers zijn volgens recent onderzoek van McKinsey & Company slecht voorbereid op de arbeidsmarkt van de toekomst. Om het tij te keren is er meer aandacht nodig voor het continu ontwikkelen van vaardigheden, binnen zowel het bedrijfsleven als de overheid.
Diverse onderzoeken, verricht door tal van denktanks zoals het World Economic Forum, laten zien dat de wereld zijn vierde industriële revolutie nadert. Een korte terugblik, hoe zat het ook al weer? De introductie van de stoommachine in de 18de eeuw en de daarmee gepaarde mechanisatie van productie markeerde de eerste industriële revolutie. De ontdekking en toepassingen van elektriciteit (en de opkomst van massaproductie) aan het einde van die eeuw wordt doorgaans als tweede revolutie aangemerkt en vanaf de jaren 70’ van deze eeuw spreekt men over de derde revolutie – waarin er sprake was van de opkomst van informatietechnologie.
Anno 2016 kunnen we ons opmaken voor de zogeheten vierde revolutie – ook wel aangeduid als Industry 4.0 – die wordt vormgegeven door technologische innovaties met een wereldwijde impact. Voorbeelden van vernieuwingen zijn robotisering, cloud computing, machine learning, Internet of Things (IoT) en zelfrijdende auto’s, maar ook trends als Big Data, cybernetica, quantum computing, nanotechnologie en meer.
De opkomst van deze trends en de veranderingen in de manier van werken die deze ontwikkelingen teweeg (zullen) brengen hebben een enorme impact op vrijwel alle sectoren van de arbeidsmarkt. Arbeid zal in de toekomst anders ingericht moeten worden en voor bijzonder veel banen zullen nieuwe competenties nodig zijn. Ter illustratie: de EU stelt dat 90% van toekomstige arbeidsplaatsen digitale vaardigheden vereist. “Een omslag in het denken en opleiden is daarom onontkoombaar”, zegt Nick van Dam, Global Chief Learning Officer bij McKinsey & Company.
In zijn oratie ‘Learning Or Lose’, welke aan de basis stond van zijn benoeming tot hoogleraar Corporate Learning and Development aan de Nyenrode Business Universiteit, betoogt Van Dam dat zowel bedrijven, overheden als werknemers onvoldoende inspelen op de toekomstige arbeidsmarkt. “Mensen moeten een leven lang blijven leren om ervoor te zorgen dat ze van waarde blijven op de arbeidsmarkt”, stelt hij.
Een van de conclusies die hij trekt is dat de aanwezige training- en ontwikkelingsmogelijkheden niet hun volledige potentieel weten te realiseren. “Bijna tweederde van de Nederlandse werknemers geeft aan op dit moment niets tot heel weinig te leren tijdens hun werk”, aldus Van Dam. Daarnaast is de ontwikkeling van medewerkers te veel gericht op het functioneren van nu en niet op dat van de toekomst. “Zo zijn werknemers bijvoorbeeld onvoldoende voorbereid op de digitale transformatie. De ontwikkeling is gericht op het functioneren onder huidige omstandigheden en totaal niet op die van de toekomst. Dat raakt niet alleen de medewerkers in kwestie, maar alle werknemers. Voornamelijk mensen met een lage opleiding en ouderen.”
Ook scoort Nederland volgens de professor slecht op alle dimensies van wat Van Dam ‘Lifelong Learning Practices’ noemt – het besef dat organisaties en werknemers hun capaciteiten, vaardigheden en kennis dienen aan te passen aan de vraag vanuit de markt, en bovendien op een wendbare en effectieve manier. “Als daar geen ommezwaai in komt”, waarschuwt Van Dam, “raakt dat op den duur alle werknemers. Bedrijven moeten meer investeren in arbeid om er zodoende voor te zorgen dat innovaties mogelijk blijven.”
De lerende organisatie
Om een noodlottig scenario te voorkomen, moeten bedrijven en organisaties de Lifelong Learning Practices omarmen en zich, zo stelt Van Dam, ontwikkelen tot lerende organisatie. Daarbij valt volgens hem veel winst te boeken op het terrein van leren tijdens werk. “Het is zaak om leren op de werkvloer te moderniseren én professionaliseren. Er moet een werkcultuur worden bewerkstelligd waarin mensen vaardigheden ontwikkelen voor zowel het heden als de toekomst. Lifelong Learning Practices waarborgen een professionelere, succesvollere organisatie en zorgen voor een beter en gelukkiger leven”, aldus Van Dam.
Van Dam legt de verantwoordelijkheid voor een lerende organisatie niet alleen bij de bedrijven zelf neer, maar pleit ook voor een meer actieve rol van de overheid. “De regering kan bijvoorbeeld belastingvoordelen voor lerende bedrijven stimuleren om te laten zien hoe serieus ze dit nemen. Ook moeten verschillende O&O-fondsen worden ingezet om mensen voor te bereiden op toekomstige beroepen in verschillende sectoren.” Het is volgens de McKinsey adviseur zaak om de ontwikkeling van de leer- en ontwikkelfunctie te moderniseren én professionaliseren.
“Nederland is een land zonder cultuur waarin werknemers uit zichzelf erkennen hoe belangrijk financiële stimulansen ten behoeve van de eigen kennis zijn”, stelt hij tenslotte. “96% van alle investeringen in de werknemer komen van de werkgever. Mensen moeten stoppen met denken dat het leren ophoudt bij een scholing. Sterker nog – na een MBO-, HBO- of WO-opleiding begint het pas net. Nieuwe generaties zijn zo’n vijftig jaar actief in het arbeidsproces. Dat kan alleen succesvol zijn wanneer mensen zich blijven bij- en omscholen.”